Paul Roelofsen (Harlingen, 1940) begon in 2001 met het schrijven van poëzie en publiceerde o.a. in Trouw, Meander en Nynade. Hij las voor op vele podia in Nederland, België en Frankrijk. In 2010 kwam zijn debuutbundel De Dame en de Vrouw uit bij De Witte Uitgeverij en in 2012 werden twee gedichten van hem genomineerd voor de Turing Nationale Gedichtenprijs en werd hij voorgedragen voor de Nieuwegeinse literatuurprijs van dat jaar.
In 2015 kwam bij Uitgeverij Kontrast zijn bundel Een roos in december uit en op 1 juni 2019 bij U2pi Een bloembed, een bloedbad.
Hij stond bij de top100 van De Grote Poëzieprijs 2022.
Gedichten van hem werden vertaald in het Fries, Frans, Engels en Duits.
Hij is sinds 2001 lid van de Dichterskring Alkmaar en behalve dichter recensent bij Meander Magazine.
Het laatste jaar valt hem zwaar; longcovid, een hartinfarct en een onwillig lijf maken hem bewust dat het leven eindig is. Vooralsnog geeft het lezen, schrijven en voordragen van poëzie hem troost.
–
–foto © Jan ter Heide (op het Open Podium van Poëziefonds Open, PoëzieCentrumNederland, 2 september 2023)
–
. vroeg in de ochtend
–
Koeien grazend klare vrede
op verwilderde weiden
waarover de roes van kruiden in bloei
en roze karpers in sloten
golvend en paaiend over elkaar
–
. tot in de namiddag
–
De zon een kanon en meeuwen
graten brekend van vissen
en snavels als haken
hakkend in de nesten met kuikens
die net kwamen kijken
–
Sta op eigen benen asjeblieft
i.p.v. op mijn tenen
krab stuk je eigen huid
en duik in eigen kruis
dat oprechter geurt
dan de aars van surrogaat
reinig de eigen ziel, niet die van mij
en hijs op eigen kracht
je uit het moeras van drang
en ijverzucht
–
ver weg van mij
–
Er bleef niet veel over
van je schaterende lach en van
de schittering in je ogen
bleef weinig over
–
en van je dartele borsten
en je zondige kont
en van de vrijer die je bezong
en van de razernij
toen hij uit je blikveld verdween
–
bleef weinig over
–
en van het weinige
wat bleef er van dat weinige over
toe alsjeblieft, alsjeblieft toe
toch wel iets meer
dan niets?
–
Hij zag
een brug die er nooit lag
de brug die
er verdronken was
–
Hij deed een plas
iets wat de sporen droeg
van niets dan
–
water, water, water
–
zover ‘t de oevers raakte
van zijn verbeeldingskracht