De dingen
Alberto Caeiro
Op aanzien wachten ze, een oogopslag
die hen wekt uit de staat van hun eenzelvigheid
opdat ze evenals de klok hun tijd en plaats
hervinden in de ruimte van je kamer
waar alles achteloos lijkt uitgestald,
dat kleine hebben en houden
dat je omringt met de aanraakbare eenvoud
van vorm en kleur. De parate stoel aan het bureau,
de halflege mok van gisterenavond,
de hanglamp pennenbak boeken.
Aan dingen zijn de jaren af te lezen.
Kleine barsten scheuren butsen schilfers
verraden het gebruik terwijl een blik
vol aandacht ze glans geeft vanbinnen –
Zichtkaart
Nu deze weken weer voorbij
ritselen in hun morsbruine jassen
en bomen oude briefjes sturen
naar de zakken zaad van distels,
mosterdplanten en de rest
en steeds op hoop
van minstens dertigvoudig vrucht,
nu mijn haren witter dan de mist
en alles anders sinds ik me
het eerste licht herinnerde,
schrijf ik een mondvol
ogenblikken op een blad
papier. Tijd is een hand
die strooit. Er is een palm
die wacht. En al die jaren
zocht ik maar in wat rondom verschijnt.
Vergeefs: wie nooit weg is,
wordt niet gezien –
Bij de stillevens van Giorgio Morandi
Hoe dingen hier op rijm bestaan.
Leeg steengoed in bedaarde aardetinten,
verbindend strijklicht.
Een geschikt herschikt evenwicht.
Het doek een liggende rechthoek.
Seizoenloos deze pleisterplaats
voor onze ogen. Kijken
wordt zien hoe tijd door verf
tot stilte is gebracht. Ik hoor
het zwellen van mijn oorgesuis.
Wilde de schilder lof zwijgen
van het dieplood van het hier en nu,
van dingen die tot zichzelf ontwaken,
ving hij hun eigen klank op?
Of zag hij dat ze zó stil
staan te staan als enkel schilderijen
kunnen laten horen?