VOOR HET VERTREK
Er is een lijst gemaakt met plaatsen
en tijden van aankomst.
Als we de kinderen een lepel
jenever hebben gegeven
kan er gesproken worden
over wat in diepe zakken
te bewaren, wat we achterlaten
waar onze pijngrenzen liggen.
We wegen de bagage
vijlen onze nagels
poetsen tanden zacht
vragen de cartograaf de kaart
nog één maal uit te leggen
terwijl we onze vingers vlijen
aan het voeteneinde
van hoogtelijnen.
DIT WETEN
Voor alles buiten ons
zijn er wetten die het zeker weten.
Waarom de regen valt, dat alles valt
behalve warmte. Een stilte, iets
uit te leggen: wij weten dit
omdat het viel.
Kinderen blijven blokken
naar beneden gooien maar het hout
plant zich voort, ergens
komt de zon op en wij weten dit
voor even zeker.
Dit weten is een herinnering
al het andere is overgave.
Een dichter vertelde me eens
hoe de zee is. ‘Zo is de zee,’ zei hij.
Ik heb nooit meer getwijfeld.
OPNIEUW BEGINNEN
Er is veel wat blijft
maar niet omdat het wacht.
Je kunt opnieuw leren lachen
door te lachen om het lachen
van anderen
in een zachte winter je huid
langzaam laten ontdooien.
Wij reconstrueren alleen
wat we al wisten, wat erna komt
is opnieuw de eerste blik
uit het raam in de morgen
oude muziek, nieuwe muziek
en het teruggevonden boek.