Archief

Zo trots als een paard
De oudere luisteraars in het verzorgingscentrum houden zich op buiten het woelen van de grote wereld. Columnist Jan Loogman kijkt na het voorlezen aan hen anders naar de oude paarden in de wei, hun geest herbergt nog de galop. Apart gezet, buiten de wereld, maar gelukkig nog altijd zo trots als een paard.
Alphonse Wijnants
Weinig liefde in de stad, heet de gedichtencyclus van Alphonse Wijnants, maar wat een liefde tussen en in deze regels. Wijnants is ervan overtuigd dat de eerste mensen die de taal, de klanken uitvonden en gebruikten, ook in beelden spraken. Door de taal konden mensen refereren aan een realiteit die alleen via de verbeelding connectie maakte. Dat is waarom hij schrijft.
Het commentaar van Jan van Gulik
Een recensent is een geoefende poëzielezer, daar zal iedereen het mee eens zijn. Maar wie is die recensent die overal iets van vindt en een oordeel velt? We stelden deze vraag aan Jan van Gulik en zeer gedurfd nam hij zijn eigen ijdelheid onder de loep. Er blijkt waarde te zitten in het recenseren voor de kunst zelf. Het commentaar van Jan van Gulik.

Interview Elise Vos
Zonder twijfel is schrijven een levensbehoefte, zegt de debuterende Elise Vos. ‘Voor ik poëzie schreef, was ik niet vaak creatief bezig. Nu kan ik me niet meer voorstellen dat ik dat creërende aspect zou moeten missen. Bovendien is het ook goed voor je brein, als je tenminste de slapeloze nachten niet meetelt.’
Paul Demets - De schaamsoort
De ondertitel van ‘Een schaamsoort’, de nieuwe bundel van Paul Demets, is ‘Briefgedichten aan Guido Gezelle’. De dichter stelt zich vragen als ‘Wie ben ik? ‘Waar kom ik vandaan?’ Die vragen wil hij bespreken met Gezelle, omdat die een deel van hemzelf is geworden. Het blijkt onmogelijk te zijn het verleden te ontlopen.
Een recensie van Hans Puper.
Interview Iris van de Wetering
In de serie ‘gesprekken met Meandermedewerkers’ het zesenvijftigste gesprek, met Iris van de Wetering. Over poëzie als een onwijze bron van creativiteit, waar grenzen vervagen, precies wat de mensheid nodig heeft, de uitdaging van het analyseren van een gedicht en de ruimte die haar nog ontbreekt voor haar eigen gedichten. Op Meander voelt ze zich totaal vrij.

Maria de Groot - Klokkenstoel
Maria de Groot (1937) is Nederlands schrijfster en theologe. Ze heeft veel boeken op haar naam staan, waaronder dichtbundels. Toch is ze bij het grote publiek niet bekend. Ivan Sacharov bespreekt haar nieuwe bundel ‘Klokkenstoel’ en zegt dat over het algemeen de gedichten te weinig zout op de plank hebben. Toch zijn er ook uitzonderingen en hij analyseert een gedicht waarover hij te spreken is.
Nieuwsbrief 37 / 29 september

Nog maar eens: Lucebert
In Bergen, het Noord-Hollandse dichters- en kunstenaarsdorp, werd een basisschool naar Lucebert genoemd. Zeer ten onrechte wordt tegen die vernoeming nu al jaren geageerd. Er is een prijsvraag uitgeschreven voor een nieuwe naam, het moest een chique naam worden, passend bij de school en bij Bergen. Het schoolhoofd moest nog kwijt dat die naam Lucebertschool ook zo moeilijk uit te spreken was.
Peter Clijsen
Peter Clijsen maakt gedichten waar je even in moet komen, de sfeer moet proeven. Eigenwijs neergezet en niet van plan zich iets aan te trekken van de regels van het spel. ‘Magie bedrijven dat soms lijkt op schrijven.’ Die licht bevreemdende wereld, daarin willen we ons wel begeven. Dichter en gedichten zijn een doorlopend project, Geen dag zonder Dicht.
Guido Gezelle - De kleine Gezelle
Dit jaar is het 125 geleden dat Guido Gezelle overleed. Patrick Lateur stelde een bloemlezing samen van gedichten die minder bekend zijn bij het grote publiek. Volgens Peter Vermaat ''is Lateur er in geslaagd om een gekleurd en genuanceerd beeld van deze ‘Vlaamse reus’ te schetsen.'' Vermaat gaat in op het werk en leven van Gezelle. Een natuurmens, die zeker niet altijd zachtaardig en vroom was, maar ook strijdbaar kon zijn.

Interview Jan Kleefstra
‘Ik matig mij niet de illusie aan’, zegt Jan Kleefstra, ‘dat de veldleeuwerik of de raaf of de berk of het moeras op mij zitten te wachten om te vertellen hoe zij zich voelen. Wie ben ik om mij de stem van hun leven en hun ervaringen aan te meten. Maar toch is dat wat ik doe.’

Jabik Veenbaas - Kamermuziek
De nieuwe bundel van Jabik Veenbaas heeft als titel ‘Kamermuziek’ en dat is tekenend voor de persoonlijke aard van deze bundel. Hettie Marzak merkt op dat de dichter de taal klein en intiem houdt, maar dat er een groots resultaat mee bereikt wordt. ‘Veenbaas maakt van een heel eenvoudige gebeurtenis iets bijzonders door er een speciale lading aan toe te kennen en die vervolgens vast te leggen in goedgekozen woorden en stijlfiguren.’
Enno de Witt
Sommige dichters hebben geen introductie meer nodig. Ze zijn niet te stoppen, niet te vermijden, niet te negeren, hun stem klinkt altijd vast en overtuigend, al is de toon de ene keer poëtischer dan de andere keer. Ze doen niet extra hun best voor de lezers maar sleuren hen gewoon mee, door naar het volgende. Enno de Witt is zo’n dichter.

Sholeh Rezazadeh - Neem ruim zei de zee
Tom Veys is zeer te spreken over ‘Neem ruim zei de zee’, het debuut van Sholeh Rezazadeh. Hij vindt de taal muzikaal met elementen van het zintuiglijke, de liefde en het verlangen. Hij noemt de dichter sensitief en zegt: ‘De ontmoetingen tussen oost en west, tussen het Perzisch en het Nederlands, maken van deze dichter een interessante dichter.’
Nieuwsbrief 36 / 22 september
De Zeeuwse delta als bron van alle wonderen – Peter Simpelaar
De natuur van de Zeeuwse delta, groot en ongebreideld, was een wereld die voor de jonge Peter Simpelaar opeens wijd openging. Het is minder het uiterlijke landschap dan het innerlijke landschap dat geldt, de fantasie, de spontane overgang van het een naar het ander. On-Zeeuwse visioenen, een rapsodie, een vermenging van contrasten, van stemmingen en beelden, opgeschreven in een breed gevoel van romantische vrijheid.
Klassieker 283 : E. du Perron – Sonnet van burgerdeugd
René Leverink bespreekt 'Sonnet van burgerdeugd' uit 'Parlando' (1930) van E. du Perron (1899 - 1940), waarin de zelfvoldaanheid van de burgerman met sarcasme wordt veroordeeld. Het gedicht was eerder te lezen op een prachtige rijmprent met een houtsnede van zijn generatiegenoot en vriend, kunstschilder Carel Willink. Of de ‘burger’ de rijmprent inderdaad ‘in de gang’ ging hangen en ‘zoo zoetjes’ het sonnet van buiten leren, zoals uitgever Stols hoopte, lijkt onwaarschijnlijk.
Het commentaar van Margreet Schouwenaar
Margreet Schouwenaar beschouwde de recensie van Peter Vermaat over haar bundel ‘Dat ijsberen eieren eten’ als een cadeautje. Ze vond het een fantastische en doorwrochte bespreking. Toch stelt ze ook vraagtekens bij bepaalde beschrijvingen van Vermaat en daar wisselt ze met Janine Jongsma van gedachten over. Het commentaar van Margreet Schouwenaar.
Interview Marc Lonneville
Een gedicht moet voor Marc Lonneville een zekere tijdloosheid hebben zonder wereldvreemd te zijn. Dat is een moeilijke evenwichtsoefening, beseft hij. Door te schrijven is hij anders, zeg maar zorgvuldiger of intenser, naar de dingen rondom hem gaan kijken. Een verrijking dus. Hij houdt van gedichten die je naar een perspectief leiden waar je zonder het gedicht niet zou kunnen komen.

Myriem El-Kaddouri - Hier ligt de waarheid in overdaad
Myriem El-Kaddouri debuteert met de bundel ‘Hier ligt de waarheid in overdaad’. Een titel die vragen oproept, zegt Maurice Broere. Want hoe kun je de waarheid, als die al bestaat, koppelen aan overdaad? ‘Kan iets té waar zijn? Hoe gaat deze bundel hier een poëtisch antwoord op geven?’ Hij komt tot de slotsom dat het een fascinerend debuut is van een begaafd dichter.
Voetballende dichter
In de tijd dat Ko van Geemert op de lagere school zat, jaren vijftig, begin zestig, was hij zo vaak als mogelijk buiten, op straat, voetballen. Op een gegeven moment zeiden zijn ouders: ‘Die jongen moet op een voetbalclub.’ Niemand heeft geweten dat achter de vermoeide middenvelder een heuse dichter schuilging. Voetballen doet hij al lang niet meer. Dichten nog wel.

Wim Meyles - Vrolijk en vilein
De dertigste bundel van light verse dichter Wim Meyles heet 'Vrolijk en Vilein'. Inge Boulonois verdiepte zich in deze pil en neemt de de vele versvormen onder de loep. Over de inhoud zegt ze: ''Meyles is een meester in woordspeligheid. Het epitheton ‘de Woordspeler des Vaderlands’ zou hem niet misstaan. Over bijna alles lijkt hij een woordgrap te kunnen bedenken.''