Klassieker 115: Patrick Lateur – Mirjam
Patrick Lateurs ‘Mirjam’ is zeker geen kerstgedicht, maar de identificatie van de titelfiguur brengt wel mee dat de bespreking van dit gedicht door Lambert Wierenga best past in deze periode.
Patrick Lateurs ‘Mirjam’ is zeker geen kerstgedicht, maar de identificatie van de titelfiguur brengt wel mee dat de bespreking van dit gedicht door Lambert Wierenga best past in deze periode.
Als in de derde akte van Bizets opera Carmen het boerenmeisje Micaëla in een wilde bergstreek de schuilplaats van de smokkelaars heeft gevonden waar ook Don José verblijft, zingt zij haar mooie aria ‘Je dis que rien ne m’épouvante’.
Gesteld dat Tonnus Oosterhoff een operaliefhebber is, is het een aantrekkelijke gedachte te veronderstellen dat hij tijdens het schrijven aan zijn gedicht ‘De moy je m’épouvante’ luidkeels heeft meegezongen, of tenminste de melodie heeft meegeneuried. Het zal wel niet. In ieder geval schrok Jeroen Dera er niet voor terug van dit gedicht een analyse te schrijven. Een boeiende tekst.
In deze nieuwe Klassieker buigt Joris Lenstra zich over ‘Code’, een van de bekendste gedichten van Gerrit Achterberg. Het verscheen oorspronkelijk in En Jezus schreef in ‘t zand (Daamen, ‘s-Gravenhage 1947), een bundel die zo populair werd dat er in 1963 al een 7e druk van uitkwam. Het was dan ook de bundel waarvoor Achterberg – als eerste dichter – de Staatsprijs voor Letterkunde, de P.C. Hooftprijs 1949 ontving.
Karin Doornik bespreekt ‘Omdat wij zijn’ van Gabriël Smit. De dichter leidt ons een metafysische wereld binnen. Het gedicht gaat over schepping, het begin van een creatie, het begin van dit gedicht, maar ook de vraag naar het begin van alles en het verlangen naar zingeving van het bestaan.
Wilma van den Akker bespreekt ‘Vogels en vissen’ van Guillaume van der Graft: “Een gedicht dat blijft hangen in mijn geheugen wordt door mij persoonlijk als een klassieker beschouwd. Het heeft de tand des tijds doorstaan. Later heb ik hieraan andere criteria toegevoegd, zoals het kunnen oproepen van een sfeer, zonder deze heel nadrukkelijk te benoemen, en een zekere gelaagdheid.” In deze bespreking zal blijken dat ‘Vogels en vissen’ ruimschoots aan deze criteria voldoet.