Gedichten
Autobaan Duizenden kropen er laag bij de grond over loeiheet water; het droop van zelfbesef in die kleine binnenruimte. Daar, in die schelpkleurige wagen gestoffeerd met onze nauw gedreven lijven was het dat je zout van mijn bedolven jukbeen zoende -we reden door zeer fijn, droog zand- en al beten wij er niet in: Alles leek even van zacht goud te zijn dat op een rug van lucht naar links en rechts tussen onze tintelende vingers schilferde. Neerleggen ‘Oh’, zei ze en ze wilde dat ze de uithaal van dat woord had kunnen afknippen om er een strakke, blanke […]