LITERAIR E-MAGAZINE VOOR NEDERLANDSTALIGE POËZIE

Klassiekers

Meander klassiekers

Besprekingen van de beste gedichten van de bekendste Nederlandse en Vlaamse dichters van na 1880.

Klassieker 173: Jan Engelman - Vera Janacopoulos
Klassieker 173: Jan Engelman - Vera Janacopoulos
De eerste regels van Vera Janacopoulos van Jan Engelman werken bij veel mensen op de lachspieren: ‘Ambrosia, wat vloeit mij aan? / uw schedelveld is koeler maan / en alle appels blozen’. Een klankgedicht, poésie pure, waarin de woorden los gezongen lijken van hun betekenissen. Piet Buddingh' laat zien, dat een rationele analyse van deze tekst wel degelijk loont.
Klassieker 172: F.L. Bastet - Aan een Griekse vaas
Klassieker 172: F.L. Bastet - Aan een Griekse vaas
‘Aan een Griekse vaas’ is een zogenaamd beeldgedicht, een gedicht dat is geïnspireerd door beeldende kunst. Als archeoloog en kunsthistoricus wist F.L. Bastet (1926 – 2008) wel waar hij het over had. Joop Leibbrand leest het gedicht als een bespiegeling over het verstrijken van de tijd, waarbij ook ‘Ode on a Grecian Urn’ van John Keats meeklinkt.
Klassieker 171: Ingmar Heytze - Hoor eens ik haat je
Klassieker 171: Ingmar Heytze - Hoor eens ik haat je
Toen Eric van Loo ‘Hoor eens ik haat je’ van Ingmar Heytze voor de eerste keer las, vond hij het een leuk gedicht. De dichter laat zijn frustratie over de liefde de vrije loop. Dat is Heytze wel toevertrouwd. Maar deze tekst staat natuurlijk niet op zich.
Klassieker 170: Ida Gerhardt - Het kengetal
Klassieker 170: Ida Gerhardt - Het kengetal
Na een aanvankelijk hartelijke relatie, was de verhouding tussen Ida Gerhardt en haar zus Truus door jaloezie verstoord geraakt toen de zusters allebei poëzie gingen publiceren. Truus’ dood in 1960 greep Ida echter zeer aan. Veel gedichten uit ‘De Hovenier’ (1961) hebben dit verlies en verdriet tot onderwerp. Bettine Siertsema licht ‘Het kengetal’ eruit.
Klassieker 169: Mischa Andriessen - D en ik
Klassieker 169: Mischa Andriessen - D en ik
Er wordt wel eens gezegd, dat er maar weinig dichters zijn die autorijden. Vormt Mischa Andriessen een uitzondering? ‘D en ik rijden graag auto’, luidt de openingsregel van het gedicht dat Maarten Buser deze aflevering bespreekt. Met uitstapjes naar Bruce Springsteen en ‘I know a man’ van de Amerikaanse dichter Robert Creeley.
Klassieker 168: Menno Wigman - Rien ne va plus
Klassieker 168: Menno Wigman - Rien ne va plus
Zonder verdere toelichting stond ‘Rien ne va plus’ van Menno Wigman eind december 2012 in Dagblad Trouw. Eric van Loo was diep onder de indruk van het gedicht. De bespreking van het gedicht voert naar onvermoede verten.
Klassieker 167: Cees Nooteboom – Aas
Klassieker 167: Cees Nooteboom – Aas
Cees Nooteboom neemt duidelijk stelling in het hier besproken gedicht: ‘Poëzie kan nooit over mij gaan’. Weg met het autobiografische geneuzel. Dan volgt de volgende mokerslag: ‘noch ik over poëzie’. Maar wie neemt dan het woord? Joris Lenstra helpt ons om weer op te krabbelen.
Klassieker 166: Christian de Valk - Geschenk
Klassieker 166: Christian de Valk - Geschenk
Christian de Valk behoort niet tot de bekendste Nederlandse en Vlaamse dichters van na 1880. Jan Haveman breekt een lans voor diens gedicht ‘Geschenk’: “De kracht van dit gedicht is ongetwijfeld dat het een herkenbaar gevoel weet op te wekken, ondanks de beperkingen van de taal.”
Klassieker 165: Hans Faverey - Alsof zij daar ligt, nu
Klassieker 165: Hans Faverey - Alsof zij daar ligt, nu
De poëzie van Hans Faverey heeft een groot stempel gedrukt op de Nederlandse naoorlogse literatuur. Stuitte zijn werk aanvankelijk op tegenstand, langzamerhand kregen critici en lezers oog voor deze poëzie. Ton Naaijkens ontsluit voor ons één van zijn gedichten.