Meandermagazine
Wat Maakt Een Gedicht Goed? (25)
Een nieuwe serie die wekelijks een antwoord probeert te geven op de vraag Wat Maakt Een Gedicht Goed? Kun je zo’n vraag wel beantwoorden? De medewerkers van Meander zijn achtereenvolgens serieus, speels, poëtisch, humoristisch, streng, onderhoudend, kort, (iets) te lang, verlegen, duidelijk, zeker, geërgerd, motiverend, vluchtig of vragend. Het vijfentwintigste antwoord komt van Geert Zomer.
Hans Franse - Umbrisch getijdenboek
Ivan Sacharov gaat in het ‘Umbrisch getijdenboek’ van Hans Franse op zoek naar poëtische gebeden. Hij ziet een dichter met een klassieke achtergrond, een heiden die vervult is met mystieke verlangens en een oude man die het voorbijgaan van het licht vreest. Hij vindt gebeden en gedichten. Het ‘Umbrisch getijdenboek – Le ore canoniche umbre’ is uitgevoerd in het Nederlands en in het Italiaans.
Kerst
Drie kerstgedichten, zorgvuldig voor u gekozen door Hettie Marzak, Paul Bezembinder en Hans Puper. We wensen u een Kerst vol warmte, vrede en geluk, in goede gezondheid!
Tijl Nuyts - Vervoersbewijzen
De bundel ‘Vervoersbewijzen’ van Tijl Nuyts heeft iets weg van een drukke vertrekhal van een groot vliegveld, met zijn veelsoortige eet- en drinkgelegenheden, zijn luxe tax free shops en zijn verfrissings- en toiletruimten, volgens Herbert Mouwen. ‘In de ruimte van Nuyts’ gedichten, die openbaar is en dus voor iedereen toegankelijk is, is de mogelijkheid dat je als lezer verdwaalt groot; de kans dat je de weg terugvindt, is duidelijk minder.’
"Dichter: iemand die te bang is om het volle leven aan te gaan en zich verschanst in een indirecte werkelijkheid van woorden."
Wat we zouden willen koesteren, vergeten we vaak. En wat we kwijt zouden willen raken, blijft maar in ons hoofd rondspoken, zegt Marie Brummelhuis. “Gelukkig is de poëzie er om de scheidslijn tussen kostbare schatten en levenslittekens enigszins te verzachten en soms zelfs op te heffen.” Haar werk is origineel, vol humor en ironie en, we zijn het met Ingmar Heytze eens, “noodzakelijk”.
Waarom eigenlijk?
In zijn laatste column vroeg Hans Puper zich af wie de schepper is van Evi Aarens, de fictieve dichter van ‘Disoriëntaties’. Maar waarom wil hij dat zo graag weten? Maakt het wat uit of je te maken hebt met een echte dichter of een fictieve? Het werk moet toch voor zichzelf spreken?