Meandermagazine
Waarom eigenlijk?
In zijn laatste column vroeg Hans Puper zich af wie de schepper is van Evi Aarens, de fictieve dichter van ‘Disoriëntaties’. Maar waarom wil hij dat zo graag weten? Maakt het wat uit of je te maken hebt met een echte dichter of een fictieve? Het werk moet toch voor zichzelf spreken?
Wat Maakt Een Gedicht Goed? (24)
Een nieuwe serie die wekelijks een antwoord probeert te geven op de vraag Wat Maakt Een Gedicht Goed? Kun je zo’n vraag wel beantwoorden? De medewerkers van Meander zijn achtereenvolgens serieus, speels, poëtisch, humoristisch, streng, onderhoudend, kort, (iets) te lang, verlegen, duidelijk, zeker, geërgerd, motiverend, vluchtig of vragend. Het vierentwintigste antwoord komt van Herbert Mouwen.
Geert Jan Beeckman - Woestijnzucht
Wim Platvoet verdiepte zich in ‘Woestijnzucht’ van Geert Jan Beeckman: ‘’De lezer raakt soms met zichzelf in de knoop omdat hij het gevoel heeft dat hij ondanks herhaaldelijk lezen het gedicht niet ‘ziet’: hij ziet slechts leegte om zich heen, een woestijn. Kan kijken in de woestijn leiden tot zien? De lezer ziet vooral de dichter die enkele van zijn ervaringen op een poëtische wijze verwoordt.’’
O suver maeght van Israel….
Hans Franse vraagt zich af “Wie kan nog genieten van dat prachtige lied: ‘O suver maecht van Israel’, waarin sprongsgewijs de annunciatie en de geboorte worden beschreven?” Hij voelt zich een beetje als die ‘oude dwaze in het schrijven verliefde’ waarover Slauerhoff schreef. Is de Engelse ziekte in ons feest geslopen? We hoeven ons niet te schamen, noch voor de Nederlandse teksten noch voor de muziek.
Klassieker 256 : Martinus Nijhoff – Het bruidje
Pieter M. van Sterkenburg bespreekt 'Het bruidje', een gedicht van de toen 24-jarige Martinus Nijhoff (1894 - 1953). Een gedicht met een religieuze dimensie waarin plots een zachttreurige stemming het gemoed van het bruidje overschaduwt. Is het wellicht een bijna elegisch verdriet om wat voorbij is?
Maarten Doorman - Wie niet
Johan Reijmerink bespreekt de bundel ‘Wie niet’ van Maarten Doorman: ‘Doormans poëzie heeft iets alledaags, iets terloops en onnadrukkelijks, en toch reikt het voorbij het eindige. In deze bundel gaat de afdaling in de catacomben, het weer bovengronds komen en de kritische vaststelling van onrecht over in het verlangen de werkelijkheid van onder tot boven te aanschouwen met alle risico van dien.’