Meandermagazine
Poëzie in beweging
Bart Koubaa - De verliefde engel
Bart Koubaa trekt zich in ‘De verliefde engel’ het lot aan van een Afghaans meisje dat door haar vader aan een oom werd verkocht. De bundel is een poëtische reddingsactie. Onno-Sven Tromp ziet het ook als monument voor het meisje. Over de gedichten zegt hij: ‘Door hun bijzondere repeterende vorm en Koubaas rijke verbeelding hebben de epische gedichten een bezwerende werking.’
Interview Kreek Daey Ouwens
‘Ik heb een hekel aan de grote literatuurprijzen’, stelt dichter Kreek Daey Ouwens, ‘het heeft allemaal niets te maken met het schrijven zelf. ‘ Onlangs verscheen ‘Mijnwerk’, kroniek van een familie in scherven, haar verzameld werk. Het menselijk tekort is het hoofdthema, het onvermogen van mensen elkaar te bereiken. ‘In zekere zin blijf je altijd dat kind. Ik ga ernaar terug. Naar de onschuld.’
Ted van Lieshout - Ommouw me
‘Ommouw me’ is de nieuwe bundel van dichter en illustrator Ted van Lieshout. In zijn bespreking erover zegt Peter Vermaat: ‘’beeld gaat in gesprek met tekst en tekst verhoudt zich tot beeld. In beide gevallen worden de beelden gevormd door kledingstukken die Van Lieshout om uiteenlopende redenen bewaard heeft. Hij wil de beschouwer beter laten kijken en lezen door de waarneming ‘op het eerste gezicht’ steeds wat te kantelen of te ondergraven.’’
Interview Felix Chow
Felix Chow is Poet in Residence in Nederland, was gast bij Poetry International, en vindt het geweldig. ‘De grootste cultuurschok was het wennen aan de zonsondergangen van 22.00 uur in de zomer en het feit dat winkels zo vroeg sluiten!’ Chow dicht in het het Kongish, een bloeiende mixtaal van Engels en Kantonees. Voor hem is poëzie een kans om met woorden en klanken te spelen.
Frans Kuipers - Uit hoofde van Jut
In haar eerste recensie bespreekt Anneruth Wibaut de bundel ‘Uit hoofde van Jut’, van Frans Kuipers. Wat haar opvalt is het gebruik van neologisme en intertekstualiteit. Over de poëzie zegt ze: ‘Het plezier waarmee het spel met woorden, klanken en betekenissen wordt gespeeld doet denken aan de Tachtigers, dichters waaraan Kuipers zich verwant voelde toen hij in 1965 debuteerde.’
Slapen als een ladder in een boom
Paul Snoek was meerdere dichters ineen. Van alle die dichters kunnen wij boven de grote rivieren nog iets leren, vindt Herman de Coninck: ‘Nederlanders altegader, dat mag niet hoor, dat jullie Paul Snoek niet meer kennen’. Rogier de Jong over hoe Snoek op een radicale manier toont wat poëzie moet zijn: recht overstekend, met een arendsoog waargenomen en vanuit het hart genoteerd.