Recensies
Poëzie Kort 2018 / 1
In de eerste ‘Poëzie Kort’ van 2018 schrijft Laura Demelza Bosma over de ‘Mini Belgium Bordelio’, een deeltje van de serie bundels die Nederlands- en Franstalige dichters samenbrengt, Hans Franse over ‘Woorden van het naseizoen’ van de Haagse dichter Gerrit Vennema, Eric van Loo over ‘Vaderhanden van Tom Driesen en Hans Puper over ‘Zolt en Stof’ van de Groningse dichter Willem Tjebbe Oostenbrink.
Hanneke van Eijken - Kozijnen van krijt
Laura Demelza Bosma over ‘Kozijnen van krijt’ van Hanneke van Eijken: ‘[Ze laat] zien dat haar tedere observaties geen uitleg behoeven. Ik zie ze, voel ze en wil daarbij net zo gretig verder lezen als leven. (…) Bijzonder vind ik dat de authenticiteit van dit werk niets af doet aan de herkenbaarheid, wat Van Eijkens werk geschikt maakt voor een groot publiek.’
Maaike Meijer en Anikó Daróczi (samenstelling) - De 100 beste gedichten van 2018 voor de VSB Poëzieprijs
Herbert Mouwen over ‘De 100 beste gedichten van 2018 voor de VSB Poëzieprijs’, gekozen door Maaike Meijer en Anikó Daróczi: ‘Dit tweetal maakt aan de hand van (fragmenten van) een groot aantal gedichten duidelijk, waar het in de poëzie anno 2018 om gaat. (…) Poëzie als levensredder, als magische gebeurtenis, het belang van de zintuiglijke waarneming, het belang van de vorm, de vrijheid, het experiment en de vernieuwing, het komt allemaal langs.’
Erik Spinoy - Geen delicatessen
Dichter, essayist en literatuurwetenschapper Erik Spinoy gaf de tweede Hans Groenewegen-lezing onder de titel ‘Geen delicatessen’. In navolging van Paul van Ostaijen beschouwt hij literaire teksten als een vingerafdruk van de schrijver of dichter. Hij gaat ook in op de problematiek van het onuitspreekbare, door Samuel Beckett zo treffend samengevat met de uitspraak ‘Fail again. Fail better.’ Een vlot geschreven essay zonder academische hindernissen.
F. van Dixhoorn - Verre uittrap
In ‘Verre uittrap’ van F. van Dixhoorn staat leegte centraal. Een inspirerende leegte: geen ontkenning van het leven, maar het mogelijk maken ervan – in het hoofd van de lezer. Hans Puper: ‘In deze bundel ligt de verbeeldingskracht bij de lezer. Nooit eerder heb ik een dichter meegemaakt die hen zo weinig in de weg stond.’
Dominique De Groen - Shop Girl
'Shop Girl' van Dominique De Groen is een vormrijk debuut, aldus Ernst Jan Peters, met inhoud, duizelingwekkend veel inhoud. Een kledingwinkel wordt beschreven als het eindpunt van een lang en dynamisch proces: van zijderups tot onderbroek. De 'ik' is onderdeel van het geheel en staat tegelijkertijd buiten het plastische verhaal.
Carmien Michels - We komen van ver
Herbert Mouwen noemt ‘We komen van ver’ van Carmien Michels een opvallende debuutbundel met kwalitatief goede gedichten. ‘Veel gedichten van haar zijn stromen van woorden, die met een persoonlijke dynamiek en toon vanaf het podium gebracht kunnen worden.’ Het verschil tussen de beste en minder geslaagde gedichten is echter te groot. Niettemin: ‘In de toekomst valt nog veel mooie poëzie van Carmien Michels te verwachten (…)’
Remco Campert - Open ogen
Eric van Loo over ‘Open ogen’ van Remco Campert: “De oorlogsgedichten in Camperts jongste bundel hebben veel aandacht gekregen. Mij raken zijn gedichten over de oude dag het meest. ‘Open ogen’ wordt beter naarmate ik hem vaker lees. De oneffenheden blijven, maar ze worden steeds zichtbaarder onderdeel van wat de dichter ons in al zijn naakte en ontwapenende eerlijkheid wil vertellen.”
Huub Oosterhuis - Die wij denken
'Poëtisch vind ik de bundel niet interessant en je kunt je afvragen waarom ik hem dan toch bespreek. De reden is mijn ergernis over zijn preekzucht en annexatiedrift, waardoor een terecht engagement volkomen de mist in gaat', zegt Hans Puper over ‘Die wij denken’ van Huub Oosterhuis.