LITERAIR E-MAGAZINE VOOR NEDERLANDSTALIGE POËZIE

Anneke Haasnoot – Binnen mijn zinnen

1 feb, 2012

Geslaagde samenwerking

door Wilma van den Akker

De Witte Uitgeverij brengt onder de noemer ‘Verse voeten’ poëzie uit. Deze bijzondere uitgeverij werkt nauw samen met haar auteurs. Anneke Haasnoot publiceerde in deze reeks haar bundel Binnen mijn zinnen. Voor Haasnoot (Den Haag, 1953) is dichten ‘het afschilderen van het leven in al zijn facetten’, vermeldt het achterplat. Dat zegt op zich nog niet zoveel, maar bij lezing blijkt deze dichteres veel pijlen op haar boog te hebben. Ze kent de klassieken en behandelt een breed scala aan persoonlijke en minder persoonlijke onderwerpen. Vooral aan het begin van de bundel lijkt een aantal gedichten autobiografisch, maar dit kan bedrieglijk zijn. De dichteres kruipt regelmatig in de huid van anderen, zoals de schilderes Frida Kahlo, de dichteres Alice Nahon en Van Eedens romanpersonage Hedwig (uit Van de koele meren des doods).

In Vlaanderen bezocht en beschreef ze de legendarische beeldentuin Middelheim en de Westhoek met het dichtersparadijs Watou. Haar stijl is degelijk en krachtig. Zij beleeft en beschrijft de omgeving – inderdaad – in al haar facetten. Een voorbeeld:

Ierland 2001

De golven aan de kade van Lahinch
De Keltic Music Shop en tweed en woollen
‘s Nachts onder roze rozen wacht het woelen:
Post Office, supermarket, sheep- en minch

De smalle wegen worden niet verlicht
Waar Bed en Breakfastvilla’s kleurig wenken
The Burren doet je aan het leven denken
Ook kaal, rotsachtig, schots en scheef ontwricht

Hoewel, er groeien bloemen tussen ‘t grijs
En er is groen dat het versteende omgeeft
Zelfs zonneroos en venushaar gedijen

Tin whistle en viool geven veel prijs
Ierlands gezicht heeft groeven; is doorleefd
Je zou je in Yeats’ armen willen vlijen

Terwijl Kathleen een zakdoek voor je weeft
zoemen van R.I.P. de honingbijen

Haasnoot hanteert diverse vormen, soms vrij, vaker gebonden. Binnen mijn zinnen bevat een aantal sonnetten, en sonnetten ‘met toegift.’ Hier staan een of twee extra regels achter de klassieke veertien. Soms vraag ik me af of een toegift nodig was. Het gevaar bestaat dat zulke regels er een beetje bij blijven hangen. Maar wie weet had Haasnoot die extra verzen nodig om te kunnen verwoorden wat ze wilde. Onderstaand gedicht had wat mij betreft zonder gekund.

Als humus lokt

ik trek al krom, zo broos worden mijn nerven
De strohalm zal mij niet lang kunnen dragen
Ik hunker naar het zijn in aardse lagen
en velen zullen – weet ik – met mij sterven

Wat was de lente fris, de zomer drukkend
Velen van ons zijn daardoor vroeg bezweken
De wolken hielden zware donderpreken
Het loof, met twijg en al, van bomen rukkend

Zelfs na mijn dood ben ik voor ‘t oog een lust
De mensen zullen niet lang om mij treuren
Mijn dodenmasker geeft de mensen rust

Soms hitst de wind mij op, ‘t is uit met zweven
En hult de zon de grond in koperen kleuren
Dan wèrvel ik de dans van dood en leven

Maar hoe dan ook pas ik het doodskleed even
Door spinnen ijverig en getrouw geweven

Overigens vind ik dit een geslaagd gedicht. Haasnoot verplaatst zich met succes in het universele sterven van een plant. Zo valt er veel volwassen, rake poëzie te genieten in deze bundel. De samenwerking tussen uitgeverij en dichter heeft hier zeker vruchten afgeworpen.

***
Meander publiceerde eerder een drietal gedichten uit de bundel Binnen mijn zinnen.
In 2009 werd Anneke Haasnoot voor Meander door Elly Woltjes geïnterviewd in de rubriek Dichters: De muze als magneet.

     Andere berichten