In de serie Favorieten van Meandermedewerkers de drie lievelingsgedichten van Jan Loogman.
VADERS
–
Gemaakt om heerlijk dichtbij te zitten
zwijgen. Ze kunnen stralen
als je iets fijns hebt gedaan.
Maar zichzelf in woorden vertalen,
lukt niet zo best.
Hebben ze slecht opgelet op school?
–
Vaders houden vast wedstrijden
met andere vaders: wie spreekt het minst
met kinderen? Mijn vader wint
altijd.
–
Als ik hem nu eens taalles geef?
Elke avond zegt hij me na:
was het leuk vandaag?
Gaan we zaterdag zwemmen?
Wanneer fietsen we weer samen?
–
Als hij dan goed studeert,
mag hij wat langer opblijven
met mij. Heerlijk dicht bij mij
samen zwijgen.
–
Daniel Billiet, uit: Alleen aan zee is de kust veilig (Bakermat, 1993)
–
Gemaakt om heerlijk dichtbij te zitten
zwijgen. Ze kunnen stralen
als je iets fijns hebt gedaan.
Maar zichzelf in woorden vertalen,
lukt niet zo best.
Hebben ze slecht opgelet op school?
–
Vaders houden vast wedstrijden
met andere vaders: wie spreekt het minst
met kinderen? Mijn vader wint
altijd.
–
Als ik hem nu eens taalles geef?
Elke avond zegt hij me na:
was het leuk vandaag?
Gaan we zaterdag zwemmen?
Wanneer fietsen we weer samen?
–
Als hij dan goed studeert,
mag hij wat langer opblijven
met mij. Heerlijk dicht bij mij
samen zwijgen.
–
Daniel Billiet, uit: Alleen aan zee is de kust veilig (Bakermat, 1993)
ALLERSCHOENEN
–
Ik houd een allerschoenendag,
allerschoenen aan de voeten
en een bijzondere schoenenvlag
zal daarbij wappren moeten.
De straten zijn vol van hun geluid,
de schoenen lopen in en uit,
in groepen, soms in stoeten.
En oude schoenen heel alleen,
die weten soms niet meer waarheen.
Daar zal de vlag voor groeten.
–
Pierre Kemp, uit: Phototropen en Noctophilen (A.A.M. Stols, 1947)
–
Ik houd een allerschoenendag,
allerschoenen aan de voeten
en een bijzondere schoenenvlag
zal daarbij wappren moeten.
De straten zijn vol van hun geluid,
de schoenen lopen in en uit,
in groepen, soms in stoeten.
En oude schoenen heel alleen,
die weten soms niet meer waarheen.
Daar zal de vlag voor groeten.
–
Pierre Kemp, uit: Phototropen en Noctophilen (A.A.M. Stols, 1947)
DIEN AVOND EN DIE ROOZE
–
‘k Heb menig uur bij u
gesleten en genoten,
en nooit en heeft een uur met u
me een enklen stond verdroten.
‘k Heb menig menig blom voor u
gelezen en geschonken,
en, lijk een bie, met u, met u,
er honing uit gedronken;
maar nooit een uur zo lief met u,
zoo lang zij duren koste,
maar nooit een uur zoo droef om u,
wanneer ik scheiden moste,
als de uur wanneer ik dicht bij u,
dien avond, neêrgezeten,
u spreken hoorde en sprak tot u
wat onze zielen weten.
Noch nooit een blom zo schoon, van u
gezocht, geplukt, gelezen,
als die dien avond blonk op u,
en mocht de mijne wezen!
Ofschoon, zoo wel voor mij als u,
– wie zal dit kwaad genezen? –
een uur bij mij, een uur bij u
niet lang een uur mag wezen;
ofschoon voor mij, ofschoon voor u,
zoo lief en uitgelezen,
die rooze, al was ‘t een roos van u,
niet lang een roos mocht wezen,
toch lang bewaart, dit zeg ik u,
t en ware ik ‘t al verloze,
mijn hert drie dierbre beelden: u
dien avond – en – die rooze!
–
Guido Gezelle
geschreven op 1 november 1858 voor zijn leerling Eugeen van Oye
–
‘k Heb menig uur bij u
gesleten en genoten,
en nooit en heeft een uur met u
me een enklen stond verdroten.
‘k Heb menig menig blom voor u
gelezen en geschonken,
en, lijk een bie, met u, met u,
er honing uit gedronken;
maar nooit een uur zo lief met u,
zoo lang zij duren koste,
maar nooit een uur zoo droef om u,
wanneer ik scheiden moste,
als de uur wanneer ik dicht bij u,
dien avond, neêrgezeten,
u spreken hoorde en sprak tot u
wat onze zielen weten.
Noch nooit een blom zo schoon, van u
gezocht, geplukt, gelezen,
als die dien avond blonk op u,
en mocht de mijne wezen!
Ofschoon, zoo wel voor mij als u,
– wie zal dit kwaad genezen? –
een uur bij mij, een uur bij u
niet lang een uur mag wezen;
ofschoon voor mij, ofschoon voor u,
zoo lief en uitgelezen,
die rooze, al was ‘t een roos van u,
niet lang een roos mocht wezen,
toch lang bewaart, dit zeg ik u,
t en ware ik ‘t al verloze,
mijn hert drie dierbre beelden: u
dien avond – en – die rooze!
–
Guido Gezelle
geschreven op 1 november 1858 voor zijn leerling Eugeen van Oye