LITERAIR E-MAGAZINE VOOR NEDERLANDSTALIGE POËZIE

Dagboek van een redacteur (5)

10 nov, 2019
door Eric van Loo

De zomer van 1998 staat in mijn geheugen gegrift. De eerste zomer dat we –na drie Hollandse vakanties met kleine kinderen– de grens weer overgingen. De heenreis kende enkele complicaties. Nederland had zich geplaatst voor de kwartfinales van het WK in Frankrijk. We moesten daarom een geschikte tussenstop vinden op weg naar Bourgondië: voor 17.00 en met een groot scherm op de camping. “Bergkamp, Bergkamp, Bergkamp!!!” Pure poëzie.

Het is ruim twintig jaar geleden. Als bescheiden poëzieliefhebber was ik een vrijwel onbeschreven blad. Ik schreef misschien drie gedichten per jaar, en kocht af en toe een bundeltje. Zoals Tot het ons loslaat van Rutger Kopland. Dat blauwe bundeltje – in mijn herinnering was het geel, maar wie vertrouwt er nog zijn herinneringen – had ik op een gegeven moment in mijn hand toen ik terugliep van het terras op de camping naar onze tent. Twee dagen later maakte ik kennis met een allervriendelijkst ouder echtpaar. Ik schrijf ‘ouder’, maar waarschijnlijk waren zij jonger dan ik nu ben. Aan het eind van het gesprekje merkte de man op, dat hij niet zo vaak iemand met een dichtbundel in de hand over de camping zag lopen. Misschien was dat wel de aanleiding voor onze kennismaking.

Er staan veel sterke gedichten in Tot het ons loslaat. Vele jaren later zou ik een Klassieker schrijven over ‘De laatste bevindingen’. Eerder al werd het gedicht op de tegenoverliggende pagina, ‘Enkele andere overwegingen’, in deze reeks besproken: ‘en zie dan hoe weiden hun vee vinden, / wouden hun wild, luchten hun vogels, / uitzichten onze ogen’. Regels die zich helemaal thuis voelen in het landelijke Bourgondië. Maar ook het gedicht ‘De moeder het water’ las ik met bijzondere interesse. In dit gedicht beschrijft Kopland de gevoelens die bij hem door het bezoek aan zijn dementerende moeder worden losgemaakt. Een wat autobiografische interpretatie van het gedicht misschien, maar zo las ik het toen. Bovendien heeft Kopland heel wat gedichten aan zijn moeder gewijd, dus we mogen veronderstellen dat het lyrisch ik en de dichter hier grotendeels samenvallen.

De moeder het water

Ik ging naar moeder om haar terug te zien.
Ik zag een vreemde vrouw. Haar blik was wijd en
leeg, als keek zij naar de verre overzijde
van een water, niet naar mij. Ik dacht: misschien

– toen ik daar stond op het gazon, pilsje gedronken
in de kantine van het verpleegtehuis, de tijd
ging langzaam in die godvergeten eenzaamheid –
misschien zou ‘t goed zijn als nu Psalmen klonken.

Het was mijn moeder, het lijfje dat daar roer-
loos stond in ‘t gras, alleen haar dunne haren
bewogen nog een beetje in de wind, als voer

zij over stille waatren naar een oneindig daar en
later, haar God. Er is geen God, maar ik bezwoer
Hem Zijn belofte na te komen, haar te bewaren.

De belevingswereld van de ‘vreemde vrouw’ is in dit gedicht sterk weergegeven, evenals de onmacht van de naaste betrokkenen. In mijn werk als psycholoog in een psychogeriatrisch verpleeghuis kwam ik dat vaak tegen. Kopland spaart zichzelf niet, wanneer hij schetst hoe hij zijn zinnen tracht te verzetten door een pilsje te pakken. In de ‘Aantekeningen’ achterin de bundel las ik: “De moeder het water werd geschreven ter gelegenheid van de opening van de nieuwe brug bij Zaltbommel.” Daar begreep ik werkelijk niets van. Ik vrees dat veel Meanderlezers nu roepen: “Maar zag je dan niet…” Nee, dat zag ik niet.

Ik besloot even langs de tent van het oudere echtpaar te lopen, en legde mijn vraag aan hen voor. De vrouw lachte. De in januari 1996 geopende brug bij Zaltbommel was ‘Martinus Nijhoffbrug’ gedoopt. Er ging mij nog geen lichtje branden. “Zie je dan niet, dat Kopland met zijn gedicht in de voetsporen treedt van Nijhoff, door een variatie te schrijven op diens gedicht ‘De moeder de vrouw’?” Haar man bleek een cassettebandje met bekende Nederlandse gedichten bij zich te hebben. En daar, in die snikhete tent, hoorde ik hoe Nijhoff voor zijn moeder zong, en begreep ik dat Kopland die melodie gekozen had om jaren later over zijn eigen moeder te zingen. De man drukte op de stoptoets. Het werd stil in de tent. Wat wist ik eigenlijk nog weinig van de Nederlandse poëzie.

     Andere berichten

Klank en kleur van een taal

door Hans Franse   - Toen ik mij, nu 35 jaar geleden, wat definitiever had neergelaten in mijn Italiaanse ‘paese’, wist men in mijn...