LITERAIR E-MAGAZINE VOOR NEDERLANDSTALIGE POËZIE

Interview Bernke Klein Zandvoort

27 apr, 2023

‘Taal is nooit neutraal’

door Cora de Vos

 

Bernke Klein Zandvoort (1987) debuteerde in 2013 met de bundel Uitzicht is een afstand die zich omkeert (Querido). De bundel won de Liegend Konijn Debuutprijs en werd genomineerd voor de C. Buddingh’ en Jo Peters Poëzieprijs. Haar tweede bundel Veldwerk (Querido) verscheen in 2020 en werd genomineerd voor De Grote Poëzieprijs en de Paul Snoekprijs. Van 2017 tot en met 2021 was ze redacteur voor literair tijdschrift de Revisor. In 2021 was ze festivaldichter voor Poetry International.
Bernke is veelzijdig: ze schrijft essays, stelt tentoonstellingen samen, werkt met film en fotografie en componeert live video-essays. Ook coördineert ze het Schrijversprogramma op de Jan van Eyck Academie, waar ze ook adviseur tekst is.

De gedichten bij dit interview komen uit Veldwerk.

 

foto © R. Sandoval

 

De nacht is een belangrijk thema in Veldwerk. Wat heb jij met de nacht, waarom inspireert deze je zo? En ben jij zelf een avondmens?
Nee, ik ben zelf absoluut geen avondmens. ‘s Avonds komt er niet veel uit mijn vingers. Maar ik vind het donker intrigerend. Na een dag vol helder zicht, maakt de nacht de dingen onscherp en daarmee minder makkelijker te duiden. Er ontstaat ruimte voor ambiguïteit, verbeelding, twijfel, voor dwalen. Ik denk dat we die donkerte en het cyclische ervan nodig hebben om regelmatig uit de wereld van snelle duiding en definitie te treden. De winter voegt donkerte toe aan een jaar, waardoor we naar binnen keren, en met ons geknipper voegen we de hele dag donkere beelden toe aan wat we zien. Het schijnt dat we dat doen zodat onze hersenen even kunnen bijkomen van alle prikkels.
Maar ik zie de donkerte ook als iets wat ik in mijn schrijverschap elke dag oefen om toe te laten. De donkerte is dan de plek van het niet-weten, het onvoorspelbare, het zoekende. Ik ervaar het schrijven elke dag als een uitnodiging om daar een vrije val in te maken.

 

op een bankje in een park met mijn rug op een koperen plaatje
het uitzicht waar onze T.
zo van hield (1947-2015)
luister ik naar vliegtuigen

bijna onafgebroken trekt het geluid de lucht dicht
alsof het een dik theatergordijn is

astronomen, hoorde ik laatst, luisteren meer dan ze kijken
in een ster woont de geluidsopname van een leven dat niet meer bestaat
als twee sterren elkaar passeren klinkt er een bos
waar de wind doorheen gaat

soms ben ik bang dat metaforen de werkelijkheid verdunnen
banger ben ik dat er niets anders bestaat
dan dezelfde dingen uitgedrukt in elkaar

om antwoorden te vinden plaatsen we grote oorschelpen
naar de ruimte breken we stenen open graven graven op
slaan de aarde als een deken weg
noemen dat ont-dekking

ik denk omdat we zelf in alle vroegte
onder de bewegende platen
van ons schedeldak raakten ingesloten

heeft er weleens iemand door het hoofd van een baby naar het heelal gekeken?

(oorschelp)

Anders dan in je eerste bundel zweeft de inhoudsopgave van Veldwerk over de pagina’s. Was dat jouw idee en zo ja, heeft deze opmaak te maken met je wens om te experimenteren?
Zeker, dat was mijn idee, ik heb de inhoudsopgave ook zelf gemaakt. Ik vind het mooi als inhoud en vorm met elkaar te maken hebben, elkaars bestaan erkennen. Dus dat de vorm zich als het ware bewust is van waar de inhoud over gaat, en dat de inhoud je laat nadenken over de vorm waarmee die inhoud tot je komt. Voor Veldwerk zag ik de inhoudsopgave als een kaart voor me, waarop de gedichten vondsten zijn. Maar ik vond het ook mooi dat het typografische beeld aan een sterrenhemel deed denken.

Op je website zeg je dat jouw werk vaak gaat over de relatie tussen visuele perceptie en taal; over hoe we de wereld door ‘de lenzen van woorden’ (leren) kennen. Ook zeg je dat je tekst als materiaal ziet en experiment verkiest boven literaire traditie. Kun je dit wat meer toelichten?
Ik geloof niet zo in hoe dingen horen en vind het veel interessanter wanneer een schrijver ongehinderd door voorkennis zijn eigen stem en omgang met taal ontwikkelt, óók als dat bijvoorbeeld een onjuist gebruik van grammatica oplevert, nieuwe woorden of een andere omgang met witruimte. Dat vind ik recht doen aan taal als materiaal. Taal is altijd in beweging, evolueert en vervormt door hoe we ermee omgaan. Natuurlijk ben ik wel voor het lezen van andere schrijvers, zolang ze je eigen schrijverschap maar prikkelen en geen blokkade vormen voor het vinden van je eigen stem. Ook geloof ik dat je je niet alleen door literair schrijven kan laten inspireren, maar dat je kan kijken naar tekst als een materiaal dat we overal om ons heen en in onszelf tegenkomen. Daar ligt tegelijkertijd de valkuil. Omdát we taal de hele dag op een algemene manier gebruiken om te communiceren, gebruiken we het materiaal vaak niet erg precies. We morsen voortdurend met onze woorden over de wereld om ons heen en verwarren dat veelvuldige gebruik met het idee dat het een neutraal, ongevaarlijk materiaal zou zijn. Niets is minder waar. Taal is een construct, en ook nog eens een structurerend construct, dat we zelf hebben gemaakt. Het is een subjectief, tijd- en plaatsgebonden, leeg materiaal, waar we betekenis in blazen. Vervolgens zien we de wereld vaak letterlijk als die betekenissen, we kijken door de lenzen van woorden en de narratieven die daarvan worden gesponnen, en daar wordt het ingewikkeld.
Begrijp me niet verkeerd: ik vind het een prachtig construct. Ik ken geen ander materiaal dat met zo’n minimale geste – een paar tekens op een blad – zóveel kan oproepen. Maar het is nooit neutraal, en daarom kan je er als schrijver niet omheen dat je je bewust moet zijn van je materiaal. Dat is misschien een dichterlijke benadering van taal, maar ik geloof dat het geldt voor iedereen die met tekst werkt.

 

dit is wat ik vandaag tegenkwam

twee tanden van een vork, negen peuken
tussen gevelgras, een halve streepjescode
hoe er regen viel in een fontein en iets
wat ik later zou definiëren als bloesemplak
een paar straten onder schoenen meegenomen
de bezieling van een duim en wijsvinger
nog voelbaar in een plukje shag
een nieuwe woonwijk als een opkomend melkgebit
uit het zand, een leeggelopen 8 (of het teken voor oneindig)

fragmenten van levens bracht ik samen in mijn tas

op de weg naar het hiernamaals werden in graven
kleine schoffels gevonden, een kam, een bouwplaat
van een gezicht om het bij aankomst uit te deuken

in dit leven schoon ik elke dag gezichten tot emoticons
stuur mijn vragen door de negen magen van Google

leer dat er gebouwen zijn ontworpen naar de ruïne die ze zullen worden
dat ontdekken eerst je hoed afnemen was

stop dingen in woorden, te kleine tassen

(bloesemplak)

Nog even over de lenzen van woorden en jouw manier van kijken: vind jij de taal voldoende toereikend om onder woorden te brengen wat je wil overbrengen? Wanneer schiet de taal tekort?
Taal schiet bijna altijd tekort en toch is het voor mij het enige materiaal waarmee ik in de buurt kan komen bij wat ik wil overbrengen. Ik vind het spanningsveld dat die paradox oplevert prachtig om mee te werken. En, zoals ik al zei, ik vind het betoverend dat een paar simpele tekens op een blad, of een paar geluiden die letters verklanken, zulke grote werelden kunnen opentrekken in het hoofd van een ander.

Bij het opstapelen van de beelden in je gedichten ben jij de regisseur die de lezer van de ene situatie naar de andere brengt. Welk medium gebruik je het liefst: film, fotografie of poëzie?
Eigenlijk wil ik niet kiezen, maar als het moet zou het tekst zijn. Alles begint en eindigt voor mij met woorden. Een woord draagt vele beelden in zich en elk beeld zet talige narratieven in ons hoofd aan.

 

op mijn hurken
inzoom op een plant

wat beweegt een plant

zich zonder vasthouden
af te rollen in een steeds
onzeker wordende hoogte

tot ze bij het licht kan?

(inzoom)

Je was een aantal jaren redacteur van De Revisor. Heeft het lezen als redacteur van een literair tijdschrift je eigen werk beïnvloed?
Ik denk dat lezen je werk altijd beïnvloedt, op een goede manier. Als ik lees hoe andere schrijvers met taal omgaan, kan de kamer van mijn eigen schrijfhoofd even gelucht worden, gaan er luikjes open, waardoor ik zie: zo kan het dus ook. Het enige verschil tussen gewoon lezen en redactie lezen was in mijn geval de precisie. Als redacteur kijk je nog veel langer naar een tekst als er iets niet werkt, omdat je oplossingen aan wil dragen.

We moesten dit interview uitstellen omdat je enige tijd in het buitenland was voor een project; kun je daar iets meer over vertellen? Wat kunnen we binnenkort van jou verwachten?
Ik werk aan een filmproject over de blik als projector van werkelijkheid en deed daar in Mexico een residentie voor. Ook schrijf ik aan een publicatie rond hetzelfde onderwerp. In plaats van het oog als een camera voor te stellen die de wereld registreert, keer ik de beweging om. Ik werk op dit moment verschillende verhaallijnen uit, waaronder een van mijn nicht die fantoombeelden ziet, een over de recente inzichten over perceptie in de neurowetenschap, en een die Middeleeuwse zichttheorieën in beeld brengt. In het najaar is het project te zien in Amsterdam en Mexico Stad.

     Andere berichten

Interview Marc Lonneville

‘Spelplezier is belangrijk.’ door Alja Spaan     Marc Lonneville (Brugge, 1957) studeerde taal- en letterkunde aan de...

Interview Christophe Batens

Interview Christophe Batens

‘de basisvoorwaarde ligt in je eigen goesting of urgentie’ door Alja Spaan     Christophe Batens is dichter en beeldend kunstenaar....

Interview Anke Senden

‘Een bundel is voor mij onvermijdelijk één geheel, als een lichaam.’ - - door Monique Wilmer-Leegwater -       De Vlaamse...