We vroegen een aantal medewerkers om een gedicht voor deze dag en we besloten van een Nationale Dodenherdenking een wereldwijde te maken met aandacht voor de slachtoffers van nu naast die van toen.
Op 19 april gingen Ellen Deckwitz en Adriaan van Dis met elkaar in gesprek over troostrijke poëzie in moeilijke tijden, in De Balie. Kijk hier.
De dichters van DICHTER schreven voor hun meinummer nieuw werk. Beeldend kunstenaar Tom Heerschop werkte twee maanden aan de tekeningen die je in dit nummer ziet. Een wereld van schoonheid waarin verdriet en verlies doorschemeren. Goed beschouwd is een leven in vrede en vrijheid dat ook, want voor ons leven zonder oorlog gaven mensen hun leven. Eer die mensen. Wees twee minuten stil op 4 mei om 20.00 uur.
foto © Diána Török, april 15, 2024, Körösladány, Hungary
Janine Jongsma koos
–
Terwijl het verhaal wil dat het verteld en
voorbij is – maar het breekt af
–
zeker, het is mij verteld en verteld
maar nog
–
ik zie die grijze beduimelde foto
maar nog is het gras weer groener dan gras
en de bloesems weer witter dan bloesem
–
in die grijze tuin moet het oorlog zijn geweest
in die man, in die vrouw, dat kind
in dat grijze gras onder die grijs bloeiende boom
–
het is mij verteld en verteld hoe zij daar
hadden moeten verdwijnen, worden weggevoerd
in de goederentreinen, nooit terugkomen
–
terwijl het verhaal wil dat het verteld en
voorbij is – maar het breekt af
–
zeker, het is mij verteld en verteld
hoe vrede wederkeerde
–
maar nog is er geen andere foto dan deze
waarin het nog moet
–
© Rutger Kopland,
uit Tot het ons loslaat (1997)
Hans Puper koos
–
Moeder met een hoofddoek
op de fiets naar boeren in de polder.
Ruilde kleding, lapjes stof
–
voor tarwe, bonen, raap
of rode biet.
Keerde uitgeput en laat
–
die dag terug, werd op de rijksweg
dicht bij huis door een gelaarsde mof
van fiets en voedselschat beroofd.
–
Kwam huilend en ontredderd thuis.
De angst sloeg toe, kroop
dicht onder de huid.
–
Wij likten lege borden af
en gingen vroeg naar bed.
–
© H.C. ten Berge
uit Een kinderoog. De vroege jeugd van Alexander Specht.
(het tweede in een reeks van zes)
Pieter Sierdsma koos een eigen gedicht en eigen foto
–
de avond met haar gewone geluiden
vogelgesjirp en autogebrom
als daar om de hoek
een kleine groep verschijnt
met de timide tussenpozen van
een trom.
het aantal is bijna nu in een keer te tellen,
de krans wat kleiner uitgevallen.
ze gaan door onverstoorbaar
helemaal aan de heftige kinderstemmen.
grassproeiers worden aangezet,
een man kijkt tersluiks over zijn heg.
achteloos zijn de wonden geheeld
het gemak heeft angst terzijde geplaatst.
de soezende avond geeft hen gelijk
zoals even later herkenbare melodieën
verbonden met de hemel klinken.
Monique Wilmer-Leegwater koos
–
‘t Was oorlog. We zaten gewoon in de klas.
Je was bang… voor een vak waar je slecht in was.
Je was bang… voor een beurt, zo ineens voor het bord.
Niet bang voor de oorlog, maar voor je rapport
–
De Duitse soldaten marcheerden maar an.
De Duitse soldaten, wat zongen die dan?
‘Er bloeit een wit bloempje daarginds op de hei.’
Of: ‘In de maand mei is de winter voorbij.’
–
We vonden het mooi, zo’n soldatenlied.
Het kwaad dat ze deden, dat kenden we niet.
Soms was er doodsangst, door het gerucht
van vliegtuigen, met mooi weer in de lucht.
–
Mooi weer, dat betekende levensgevaar.
In een kelder zaten we dicht bij elkaar.
En de buurman speelde zo dapper voor spook
en we moesten er nog wel om lachen ook.
–
We hadden na een bombardement
nieuw speelterrein, met gras en cement.
Daar speelde je dat je gesneuveld was,
dan lag je een tijdje dood in het gras
–
Je maakte een voetbal of ook wel een bom
van proppen papier, elastiekje erom.
Het leven ging meestal gewoon maar zijn gang.
Soms was je toch bang. Soms ben ik nog bang.
–
© Willem Wilmink
op muziek gezet door Harry Bannink,
geschreven in 1980 voor het VARA-programma ‘J.J. de Bom, voorheen De Kindervriend’
gezongen door Joost Prinsen
Marc Bruynseraede koos
–
Slaap nu mijn liefste, aan het open raam
fluistert de wind, hij fluistert in uw dromen;
er zullen na dit uur nog duizend nachten komen
maar deze ging voorbij, heeft eeuwig afgedaan.
–
Hij heeft zijn werk gedaan voor u en mij,
wij hebben al het goeds uit hem genomen
Ween niet wijl nu zijn einde is gekomen,
zo is een nacht, hij komt en gaat voorbij.
–
Zo is het leven, zo is ieder ding,
zo is een kus, zo zijn de schoonste uren,
zij kunnen langer niet dan hunne lengte duren
dan komt de smart om de herinnering.
–
Zo is de mens die door dit leven gaat;
hij raakt vermoeid van dagen en van nachten,
zijn stem wordt stil, maar iets in hem blijft smachten
naar eeuwigheid, naar liefde zonder maat.
–
Louis de Bourbon
Jeroen van Wijk koos
–
If I must die,
you must live
to tell my story
to sell my things
to buy a piece of cloth
and some strings,
(make it white with a long tail)
so that a child, somewhere in Gaza
while looking heaven in the eye
awaiting his dad who left in a blaze—
and bid no one farewell
not even to his flesh
not even to himself—
sees the kite, my kite you made, flying up above
and thinks for a moment an angel is there
bringing back love
If I must die
let it bring hope
let it be a tale
–
© Refaat Alareer, dichter, activist, docent
geschreven in 2011, opnieuw gedeeld november 2023,
december 2023 werd hij gedood bij een Israëlische luchtaanval
Alja Spaan koos
–
Het gebeurt zo:
een algoritme laat de avond vallen
over huizen ongedeerd
iemand zweeft als de maan boven een ziekenhuis
ergens in een verstedelijkt dorp
waar peuters tot laat in de wachtzaal spelen:
ze zijn gezond, hebben vroeg geïnvesteerd in bitcoin
–
het gebeurt dat elders
een tuin onder water staat
de vissen kruipen de huizen in
ziek van grachten, salpeter, oud hout
handenvol organen, geoogst van de vissen
liggen te zingen op de drempels
verderop liggen binnensmonds de kinderen verspreid in kleine bedden
het wuiven van bomen als wiegjes
het ruisen van wind door prikkeldraad
–
het gebeurt pas
wanneer je niet meer de adem van een ander naast je hebt
maar in plaats daarvan een vlammende raket onder het laken
de pluimstaart speels, een jong vosje
en onder het kussen een kogel
waar ooit een losse melktand lag
–
zo overvalt je de gedachte
nog steeds is alles ongedeerd
nog steeds zijn hier de straten stil en oeverloos
nog steeds geen gehuil van bedden die slapers missen
nog steeds hier de kinderen ongedeerd
de huid glad, de ogen droog
–
het gebeurt boven het bed, boven de vloer van halfvergane planken
ergens in de lucht
daar schuilt een dorst die geen getijden kent
elders in de lucht
het vliegen van vonken die nooit zullen landen
het wuiven van bomen als wiegjes
het ruisen van wind door prikkeldraad
–
Jens Meijen (1996)
uit Sunset industries (De Bezige Bij, 2023)