Zijn deze dichters vergeten? Kent u ze nog? Ligt er misschien eentje op het nachtkastje en blijft zij favoriet? Of helpen wij u op de naam te komen van dat glansrijke gedicht dat u ooit uit het hoofd kon? Is dit een aanleiding de boekenkast om te keren of op uw knieën op zolder in die dozen te kijken? Hoe dan ook, veel leesplezier!
–
Kies geen partij,
Of maak vooruit bedingen.
Schaars houdt verdedigd recht zich gans van onrecht vrij.
Nooit werd er leer verbreid, of bij haar volgelingen,
Schoot soms de drift haar doel voorbij.
–
A.C.W. Staring
opgenomen in De wereld heeft twee aangezichten, Proza en poëzie van 1700 tot 1880, Salamander reeks, Em. Querido’s uitgeverij bv, 1974
–
–
Anthony Christiaan Winand Staring, heer van de Wildenborch (Gendringen, 24 januari 1767 – eigen landgoed Kasteel De Wildenborch in Vorden, 18 augustus 1840) was een Nederlandse landheer, landbouwkundige en dichter.
De ‘landman’ Staring had oog voor de natuur, maar ook voor de noden van de mensheid. Zo liet hij op De Wildenborch een school bouwen, waar kinderen van boeren en landarbeiders onderwijs genoten.
Staring was een romantische dichter, een van de weinige de dichtkunst beoefenende Nederlanders die als zodanig bekendstaan. Zijn romantische inslag betrof zowel hetgeen waarover hij schreef (legenden, beschrijvingen van de natuur) als de wijze waarop hij dat deed (gevoelig en humoristisch). Hij debuteerde in 1786 met Mijne eerste proeven in poëzij.
Staring blonk uit in de dichterlijke vertelkunst. Een goed voorbeeld daarvan is zijn Jaromir-cyclus, maar ook met Marco en De hoofdige boer verwierf hij bekendheid. Veel waardering ondervond hij echter niet, onder meer omdat zijn literaire werk moeilijk toegankelijk zou zijn. Hij werd ook bekend door zijn puntdichten. Een van zijn bekendste is dat over de dubieuze kookkunsten van ene Aagt Morsebel, met de gevleugelde slotzin “Heeft aangebrand ook voetjes, Moeder Aagt?”
–
Nee, kom niet bij me met je lidmaatschap.
Ik hoor geen school meer toe en geen partij
en ken alleen weer ’t ene woordje: ‘Vrij!’
dat ik vergeten had
maar dat door wolken brak, als zonlicht op mijn pad.
–
Lok mij niet bij je in je holle kerk
en sluit de deuren naar de einder toe.
–
Juist van die preek en litanieën moe
zocht ik het zwerk
waar zeker niet uw God de storm schiep als zijn werk.
–
De vogel vliegt en stoort zich aan geen heg
en gééft een God het lied hem in de keel
heeft daaraan doopsel noch communie deel
tenzij ‘k een nieuwe zin in d’oude woorden leg
en meen een andre zwerver, ergens langs de weg.
–
© Jef Last
uit Vuur en vlam, Arbeiderspers, Amsterdam
opgenomen in Al schrijvend, proza en poëzie van 1920 tot 1950, Salamander reeks, Em. Querido’s uitgeverij bv, 1974
–
–
Josephus Carel Franciscus (Jef) Last (Den Haag, 2 mei 1898 – Laren, 15 februari 1972) was een Nederlandse revolutionair, dichter, prozaschrijver, vertaler en reiziger. Zijn debuut was de dichtbundel Bakboordslichten (1926). Ook zijn geschriften getuigen van zijn politieke bewogenheid; zijn gedichten waren uitgesproken links en revolutionair van signatuur. De volgende gedichtenbundels waren Kameraden (1930), Verleden tijd (1932), Twee werelden (1933), De bevrijde Eros. Een ketter in Moorenland en andere gedichten (1936), Bloedkoraal (1937), Tau Kho Tau (1945), Oog in oog (1946) en Tegen de draad (1960).
Bij Prometheus verscheen in 2021 de biografie Jef Last. Bestaat er een raarder leven dan het mijne? door Rudi Wester.
–
De oude sheik zit voor zijn stoomgemaal.
Het bleekzoetblauw van zijn pyjamapak geeft het gezicht iets zachts.
Opa is opoe, de damp verkwikt zijn keel
en als hij rochelt, hoest of fluimt, dan antwoordt
vriendelijk, bescheiden, op het tweede plan, zoals het
echo toch betaamt, geheel de zaal
gekluisterd aan het bed door beeneter, een slechte maag of kalkafzetting in de nieren.
Het is slechts meegevoel, saamhorigheid dat hen ook hoesten doet.
–
© William D. Kuik
uit 45 gedichten, Meulenhoff, Amsterdam
opgenomen in Voor wie dit leest, proza en poëzie van 1950-tot heden, samengesteld door Kees Fens, Salamander reeks, Querido 1959
–
–
Dirkje Kuik (Utrecht, 7 oktober 1929 – aldaar, 18 maart 2008 was een Nederlands schrijfster, graficus, illustrator, tekenaar en transvrouw. Als dichter debuteerde ze in 1969 met de bundel 45 Gedichten, nog onder de naam William D. Kuik. Het werk wordt gezien als belangrijke bijdrage tot de Nederlandse neoromantische stroming.
Op 19 november 1985 gaf Kuik haar lezing in de reeks ‘De Brandende Kwestie van…’, georganiseerd door de Stichting Literaire Activiteiten Amsterdam (SLAA) in De Balie. Het thema intersekse stond centraal in de lezing.
In 2008 werd in haar voormalig woonhuis aan de Oudekamp 1 te Utrecht een museum ter ere van haar werk ingericht, dat zo’n vier jaar heeft bestaan. Vanuit de stichting “Dirkje Kuik” wordt haar artistieke nalatenschap beheerd.
De gedichten werden in de spelling van de betreffende bundel of bloemlezing overgenomen.
foto © Wouter van der Hoeven, boekhandel Scheltema, Amsterdam, oktober 2018