LITERAIR E-MAGAZINE VOOR NEDERLANDSTALIGE POËZIE

‘Ik ga altijd de strijd met mezelf aan’

17 nov, 2015

Onlangs verscheen de bundel  Ontsla me van alles wat ik liefheb van Lucas Hirsch.
Hirsch werd in 1975 geboren in Hilversum en studeerde Amerikanistiek aan de Universiteit van Amsterdam. Hij was initiatiefnemer van het Amsterdamse dichtcollectief De Residentie en richtte samen met Jessica Kronskinski de literaire Stichting Kleine Revolutie Producties op. Hij is huisdichter van museum De Hallen in Haarlem.
Bij uitgeverij De Arbeiderspers debuteerde Hirsch in 2006 met familie gebiedt. Later volgenden Tastzin (2009) en Dolhuis (2012). Zijn werk werd al vertaald in het Pools, Fins en Engels. Ook werkt hij mee aan diverse literaire tijdschriften, ondermeer in België en Amerika.

Ontsla me van alles wat ik liefheb: het citaat van Krishnamurti: “
Sterven is alles wat je weet. Heb je dat ooit geprobeerd? Vrij zijn van het bekende, vrij zijn van je herinnering, al is het maar voor een paar dagen; vrij zijn van wat je genot geeft, zonder enige discussie, zonder enige angst; sterven wat je familie betreft, je huis, je naam; volledig anoniem worden? Zit ik nu tegenover een vrij man?
O, wat een heerlijke beginvraag. Nee, nee, nog niet, ik vond het gewoon een prachtig citaat en een begerenswaardige staat van zijn maar natuurlijk lukt het niet, althans nu nog niet. Ik had in 2011 een heel druk leven waarin rouw en afscheid centraal stonden en het leek me zo heerlijk te kunnen accepteren en berusten, of gewoon in balans te komen. Mijn leven werd overhoop gegooid, de zekerheden waarmee ik opgroeide, het vanzelfsprekende bijna, werd teniet gedaan, niets bleek zeker meer en ik moest mezelf opnieuw uitvinden. Overigens is dat ook goed, in beweging zijn betekent groei, als schrijver moet je niet stilstaan.

De titel van deze bundel had je als werktitel toen al in je hoofd; je ‘moest’ nog een paar jaar wachten; betekent dat dat je veel hebt moeten schrappen?
Enorm veel, maar het was ook zo dat de uitgever mij toen pas inplande. Ik werk altijd met een concept. Gedichten uit eerdere bundels kan ik bij nader inzien als zwakkere broertjes zien, maar ik kon op dat moment niet beter dan dat. In de nieuwe bundel heb ik dat proberen te voorkomen door twijfelgevallen niet te plaatsen. De maatschappijkritische blik heb ik alleen in de bundel Dolhuis gemanifesteerd, de bundels Tastzin en Familie gebiedt hadden andere thema’s.
Deze bundel is veel introverter, er gebeurde van alles in mezelf dat ik op Moest schrijven. Ik voel me nu sterker maar tegelijkertijd ben ik veel kwetsbaarder. Ik ben opgegroeid in een heel gelukkig gezin waar boeken en cultuur een vanzelfsprekend goed waren, waar veel ruimte was voor discussie, ik ben bevoorrecht, zonder meer, maar de oorlog heeft altijd een schaduw gelegd over alles. De onrust van mijn vader (de grootvader van Hirsch overleefde als enige van zijn familie de oorlog. Red.) was van grote invloed; overigens heb ik uit respect juist gedichten over mijn ouders gemaakt.

‘Poëzie moet niet mooier zijn dan de dichter het voelt’, zeg je , ‘het moet één op één zijn’ *. Toch is jouw poëzie in mijn ogen niet intuïtief. De donkere beelden lijken daar pas via een omweg aanwezig. Is die omweg het schrijven? Ik bedoel, had je niet gewoon schilder moeten worden?
Daar ben ik het niet mee eens, ik teken wel aardig maar ik heb altijd in taal gedacht. Ik gebruik taal om de wereld en mezelf overzichtelijk te houden. Ik heb het pas serieus genomen toen ik tijdens mijn studietijd in aanraking kwam met de Beatgeneration en de Vijftigers: het was thuiskomen, dat wilde ik ook!
De manier waarop ik het verwoord hangt af van de manier waarop ik met de beschreven emotie omga. Sommige emoties uiten zich lyrisch, andere kort, bondig en ogenschijnlijk ‘koud’. Juist in die gedichten zit heel veel emotie, zelfs angst ervoor. Kort en bondig schrijven harnast die angst, houdt het in toom. Anders gaat het met me aan de haal.

In het derde deel van de bundel zit voor mij de essentie: in de brief die je aan Ilja Leonard Pfeiffer schrijft, zeg je:  ‘Ik ben als de nachtelijke bezoekjes van een muis aan mijn huis. Altijd scharrelend op zoek naar wat rest van het brood waarmee de dood zijn honger stilt.’ 
Ilja Leonard Pfeiffer is een goede bekende, mijn eerste gedichten heeft hij in de Revisor geplaatst, ik ben hem veel verschuldigd. Hij is een voorbeeld voor mij en deze brief is een eerbetoon aan hem, ik vind dat er te weinig eer wordt betracht onder de dichters.
Proza is wel heel anders dan poëzie, ik houd niet van het parlando-achtige dat gangbaar is, het wordt al snel gewauwel. Sommige dichters gaan erg gemakkelijk met emotie om en missen diepgang. Ik ga altijd de strijd met mezelf aan. De werkwijze is overigens niet belangrijk, ik schrijf de hele dag. Alleen de roman waarmee ik bezig ben kost me ook mijn nachten, mijn hoofd zit overvol gedachten. Misschien ook moet ik dit project uitstellen maar ik wil graag weten of ik het kan.

En dan het relativerende van jouw dichtregels – nr. 35, uit Dolhuis – ‘vergeet niet dat alles poëzie is vandaag de dag / dat alle poëzie vandaag de dag vergeten wordt . En toch feliciteren wij je met je nieuwe bundel. Hoe belangrijk is de lezer?
Niet. Ik wil wel dat de lezer het voelt maar ik ben niet verantwoordelijk naar de lezer, ik schrijf voor mezelf. En ondanks dat het heel belangrijk is, stelt het ook allemaal niet veel voor. Het zou zo moeten zijn als in het werk van Kouwenaar: de simpelheid van taal, de helderheid van beelden.

Je bent prominent aanwezig in de literaire wereld, je publiceerde in tal van literaire bladen alvorens je debuteerde, je bent een begaafd netwerker. Is dat een persoonlijke behoefte of toch het streven naar een groter commercieel succes? Of omgekeerd: waarom lukt het jou wel om uitgegeven te worden/te zijn en een ander niet? En hoe verhoudt zich dit alles tot het ‘volledig anoniem’ worden uit het citaat van Krishnamurti?
Ik vind die aanwezigheid wel meevallen maar als anderen dat zeggen, prima! En dat netwerken: ik vind het leuk om inspirerende mensen samen te brengen en mooie dingen te maken. Op het podium staan vind ik net zo leuk als organiseren trouwens. Ik startte in Festina Lente, werd gezien en getipt bij de uitgever.
Dat anoniem zijn betekent voor mij dat je constant in de gaten moet hebben of je wel in balans bent, of het wel klopt wat je doet. Zo ben je in balans, neutraal, anoniem. Ik trek graag mijn eigen plan, het scheelt wel als het wereldje je werk oppikt en het goed vindt.

 

Interview Alja Spaan

* http://lucashirsch.blogspot.nl/2013/01/volledige-interview-poeziekrant.html

 

 

 

     Andere berichten

Interview Bart Adjudant

‘Veel poëzie waar ik van houd is gemaakt om gezongen te worden’ door Inge Boulonois   Dichter en musicus Bart Adjudant (Den Haag,...

Interview Bernard Wesseling

Interview Bernard Wesseling

‘Er is een direct verband tussen taalverloedering en gevoelsarmoede.’  door Cora de Vos   Schrijver en dichter Bernard Wesseling...

Interview Jan J. Pieterse

Interview Jan J. Pieterse

'van puntdicht naar bühne' door Inge Boulonois   Jan J. Pieterse (geboren in Goes) heeft een passie voor het theater. Hij presenteert...