Archief
Klank en kleur van een taal
Toen Hans Franse zich, nu 35 jaar geleden, wat definitiever had neergelaten in zijn Italiaanse ‘paese’, wist men in zijn stadje amper dat er zoiets bestond als een Nederlandse taal. Hij werd er als neerlandicus een beetje neerslachtig door; hij houdt van zijn taal en van de literatuur die er in geschreven is. Nu Ellen Deckwitz de prestigieuze ‘Premio Ciampi’ heeft gewonnen, is hij trots.
Klassieker 285 : Myriam Van hee – pinguïns
Hettie Marzak bespreekt het gedicht 'pinguïns' (2017) van Myriam Van hee - een sonnet over de hartverscheurende eerste sprong in zee van jonge pinguïns, waarin de focus in het gedicht subtiel van de dieren naar de mens verspringt.

Het commentaar van Mark Boninsegna
In gesprek met Janine Jongsma gaat Mark Boninsegna in op de recensie die Maurice Broere schreef van zijn bundel ‘De hemel voor ongelovigen’. Hoewel de dichter blij was met de recensie kreeg hij wel de indruk dat onze recensent de bundel niet goed had gelezen. Zo wordt de reden voor de ‘taalkundige onvolkomenheden’ verklaard in de ‘Verantwoording’. Dat Broere hem vergeleek met Jules Deelder was dan weer een mooi compliment. Het commentaar van Mark Boninsegna.

Interview Bernard Wesseling
Eigenlijk wil Bernard Wesseling termen als roman of dichtbundel opheffen, gewoon een kunstwerk in taal maken. Dat wil zeggen: aan wijdlopigheid grenzende poëzie en bedachtzaam woordenrijk proza. Als hij gevoel en verstand in lijn met elkaar weet te krijgen lukt het hem soms om moeilijke zaken helder te formuleren. Dat sterkt hem, houdt hem aan het schrijven.

Bloemlezing - Het komt goed
Tom Veys zegt alle lof te hebben voor de samensteller van de bloemlezing ‘Het komt goed’: Elisabeth Lockhorn. Zij heeft kwaliteitsvolle gedichten uitgekozen die over geluk gaan. Volgens Veys krijg je met deze bundel aan de hand van het thema ‘geluk’ een staalkaart van de literatuurgeschiedenis. Hij benoemt ook dat de stilistische reikwijdte in de bundel een grote meerwaarde is.
Een wereld vol sonnetten (4)
Het 4e deel van onze rubriek, 'Een wereld vol sonnetten', verzorgd door Simon Mulder in samenwerking met uitgeverij HetMoet en het Feest der Poëzie. Vandaag over Avantgaerde ‘opgericht als een periodiek voor de vormvaste dichtkunst, met daarbinnen veel aandacht voor het sonnet als ‘koningin der dichtvormen’: een ideale samenval van vorm en inhoud voor het lyrische gedicht.’
Jonas Bruyneel - Mulhacén
In de bundel ‘Mulhacén’ van Jonas Bruyneel wordt de tocht naar en de beklimming van de hoogste berg van de Sierra Nevada in Spanje beschreven. Hij wandelt in het spirituele gezelschap van dichter Federico Garcia Lorca, maar daar is voor de liefhebbers van Lorca weinig van te merken, vindt Marc Bruynseraede. En ‘waarom moesten de verzen zo nodig in Copla-vorm geschreven worden? F.G. Lorca was geen Copla-dichter.’
Nieuwsbrief 43 / 10 november
Bij de rozen
Een vraag van een collega deed Rogier de Jong diep nadenken: moet een dichter in de eerste plaats zichzelf niet trouw blijven en daarmee het publiek durven tarten? Diep in zijn hart wist hij eigenlijk wel dat hij niet dichtte voor applaus oftewel aandacht. Maar waarom keek hij dan wél steeds naar die onnozele duimpjes op de 'socials'?

Jeroen van Wijk
Jeroen van Wijk levert als dichter (en vast ook als kunstenaar) originele beelden, ook heeft hij een sterk taalgevoel en een goed gevoel voor ritme. Soms alleen maar een hint naar rijm, een simpele herhaling, toch bedelt hij ‘vertel verhalen voor iemand zoals ik’ / ‘vertel alsjeblieft een verhaal / waar de nacht een knuffel is / zacht van stof‘ (…)

Willem Thies - Wachtend op eerste constructies
In ‘Wachtend op eerste instructies’ van Willem Thies treft Peter Vermaat de ondeelbare tweeheid aan: ‘In ontologisch perspectief schildert Thies in deze gedichten niet zozeer de wederzijdse houdgreep van goed en kwaad of van opslokken en ontbreken, maar veel meer de gelijktijdige parallelliteit van dit alles. Naast het waarneembare waart iets vergelijkbaars rond aan de andere zijde van het onkenbare scheidsvlak tussen hier en daar, het onzichtbare en ontastbare membraan tussen het nu en het geweest zijn of het nog wordende.’

Interview Jan J. Pieterse
Een geslaagd puntdicht is, volgens Jan J. Pieterse, als bij het lezen of voorlezen het beeld dat, of de gedachte die hij voor ogen heeft, overkomt bij het publiek dankzij zíjn manier van verwoorden, zíjn ritme en zíjn timing. Hij is geen sneldichter, hij neemt graag rustig de tijd voor het samenstellen van een bundel.

Jean Pierre Rawie - Verzamelde gedichten
Hettie Marzak verdiepte zich in de ‘Verzamelde gedichten’ van Jean Pierre Rawie. In diverse versvormen dicht hij ‘in een taal die tegen de charme van het archaïsch woord aanleunt, maar die nooit geforceerd of overdreven aandoet.’ Zijn enorme eruditie blijkt uit de talloze vertalingen van gedichten in verschillende talen. ‘Deze verzamelbundel getuigt van vakmanschap, bezieling en gedrevenheid, alles binnen een zelf opgelegde restrictie, die dwingt tot concentratie en vindingrijkheid.’
Gedichten over lesgeven
Ko van Geemert liet – lang geleden - buurkinderen strafregels schrijven en ze deden het ook nog. Dat lag geheel, dat zag hij toen al, aan de volgzame kinderen. Zijn Plantage Poëzieprijs werd in 1994 gewonnen door Jan Bommerson die de regel schreef, ‘Ik krijg jullie wel, ik weet nog niet hoe / Maar wacht maar tot ik groot ben, later.’

Robin Veen – De zwaluwen zijn dit jaar niet gekomen
Paul Roelofsen bespreekt de bundel ‘De zwaluwen zijn dit jaar niet gekomen’, van Robin Veen. Hij vindt dat de keus van de dichter om over te gaan op de vaste vorm van het sonnet, een schot in de roos is geweest. De gedichten zijn van een hoog niveau en hij beveelt de bundel van harte aan.
Nieuwsbrief 42 / 3 november
Geen gebrom van oude heren
Oude mensen blikken terug op hun leven en denken over de dood. Niet elk oud mens doet dat. Een oom van columnist Jan Loogman bereikte, net als Jake uit Fup, a modern fable van Jim Dodge, de leeftijd van honderd jaar. Beiden leefden zoals Catullus het beschreef: 'Leven, Lesbia, is liefhebben / en geen rode duit geven / om het gebrom van oude heren.'
Elise Vos
Dichter Elise Vos debuteert volgende week. Eerder vertelde ze al dat het creëren goed is voor je brein, ‘als je tenminste de slapeloze nachten niet meetelt.’ Ze is ervan overtuigd dat er altijd iets moois schuilt in iets donkers. Haar woorden schudden ons wakker, beroeren en verplaatsen ons, welk verhaal vertellen wij voor het slapengaan?

Het commentaar van Maarten Buser
Maarten Buser is neerlandicus, kunstcriticus, dichter, auteur en poëzierecensent. Als recensent besprak hij bundels voor diverse media, momenteel doet hij dit voor het literaire tijdschrift DW B. Hij is breed georiënteerd, dus stelde wij hem de vraag of hij vindt dat je als criticus van alle literaire markten thuis moet zijn. Nee, hij hoeft niet alwetend te zijn en zegt: ‘Wat ben ik blij dat ik geen universele lezer ben en nog zo ontzettend veel te ontdekken heb’. Het commentaar van Maarten Buser.
Interview Frank Pollet
‘Niet de mens, maar zijn werk, maakt de dichter’, zegt Frank Pollet. ‘Schrijven is hard werken, en gaat traag vooruit. Ik schrijf niet graag. Ik pruts liever tot er iets staat dat me aanstaat. Ik noem me niet meteen een dichter maar een prutser. Of een technicus. Ik heb een obsessie voor het juiste woord.’
Verzamelbundel - Het gras lacht groen
De verzamelbundel ‘Het gras lacht groen’, wil met klimaatgedichten en korte verhalen hoop bieden voor de toekomst. Kamiel Choi vindt de bundel prachtig vormgegeven met mooie illustraties erin, maar mist een gebrek aan humor om klimaatontkenners op andere gedachten te brengen. Hij vreest dat de bundel ‘te lief is om te zorgen voor reuring en een verschuiving in het denken van zijn lezers.’
Michiel J. Ris
Er zijn niet veel dichters die over hun grootouders schrijven en dan ook nog eens in mooie zinnen als ‘hij droeg zijn Alzheimer als een natte sok in nette schoenen’. Een verademing om te lezen, deze stromende zinnen met de Lethe als symbool voor de bron, de levensstroom. Het geheel ademt de vertrouwde sfeer van toen en ontroert.

Ali Şerik - De zachte veren van de tijd
Ali Şerik beschrijft in zijn bundel, ‘De zachte veren van de tijd’, in epische verzen, het lot van vluchtelingen in deze tijd en weeft de verhalen van vroeger erdoorheen. Anneruth Wibaut is zeer te spreken over de rijke taal en de bundel in zijn geheel: ‘Ali Şerik heeft een groots werk geschreven waarmee hij vluchtelingen hun volwaardige plek als mens geeft in de geschiedenis. De toekomstzoekers worden individuen onder zijn handen.’