Klassieker 133: Hendrik de Vries – Mijn broer
Wim Kleisen bespreekt ‘Mijn broer ‘ van Hendrik de Vries uit de bundel ‘De nacht’ (1920). Een sfeer van beklemming en angst beheerst vanaf het eerste vers het hele gedicht.
Wim Kleisen bespreekt ‘Mijn broer ‘ van Hendrik de Vries uit de bundel ‘De nacht’ (1920). Een sfeer van beklemming en angst beheerst vanaf het eerste vers het hele gedicht.
Wilma van den Akker is danig onder de indruk van ‘Magnetic resonance imaging scanner’ van Floor Buschenhenke: Zelden krijg ik gedichten onder ogen die zo knap zijn opgebouwd en zoveel hoofd- en zijingangen bieden.
Herinneringen aan vroeger, wat zijn dat eigenlijk? In het gedicht ‘Geen spaak’ van Jane Leusink dat Lambert Wierenga hier analyseert, onderneemt de dichter een intieme poging om de verwondering over het geheim van de ‘kleine maar kostbare herinnering’ te onderzoeken.
Joris Lenstra bespreekt ‘Het geluk’ van Mark Boog. Mark Boog (1970) debuteerde in 2000 met Alsof er iets gebeurt, een bundel waarvoor hij de C. Buddingh’-prijs kreeg. Hij schrijft mooie, ingetogen gedichten, waarin geen woord te veel staat. Als onderwerp kiest hij graag het onbehaaglijke in huiselijke setting. Het gedicht ‘Geluk’ is hierop geen uitzondering.
In deze aflevering behandelt Jeroen Dera op min of meer eco-kritsche wijze (zeer actueel dus!) een gedicht uit Mustafa Stitou’s Varkensroze ansichten, een bundel die kort na verschijning door Milla van der Have besproken werd voor Meander.