Klassiekers
Meander klassiekers
Besprekingen van de beste gedichten van de bekendste Nederlandse en Vlaamse dichters van na 1880.
Klassieker 40: Anthonie Donker – Achterbalcon
Pim Heuvel vindt ‘Achterbalcon’ van Anthonie Donker door zijn tekortkomingen een merkwaardig gedicht. Maar ook een boeiend gedicht, dat het ongeloof en het onvermogen van de mens bijzonder treffend weergeeft. Als toegift volgt een gedicht van Martinus Nijhoff, dat zich net als ‘Achterbalcon’ op een tram afspeelt.
Klassieker 39: Hans Andreus – Voor de lieve lezer
Na twee afleveringen met vuurwerk bij Lucebert bespreekt Pim Heuvel het veel ingetogener gedicht ‘Voor de lieve lezer’ van Hans Andreus. Dit gedicht ‘vertolkt de onvrede van de dichter over de slechte smaak van het publiek en het gevaar dat die wansmaak met zich meebrengt voor de kwaliteit van de poëzie in het algemeen.’ Met als uitsmijter ter vergelijking ‘Voor wie dit leest’ van Leo Vroman.
Klassieker 38: Lucebert – gedicht
Joop Leibbrand: ‘Lucebert heeft meer dan eens verklaard ‘stemmen’ te horen, die hem letterlijk inspireerden, en waarop hij als op een innerlijke radio kon afstemmen. (…) Omdat hij zijn plaats tussen hemel en aarde voortdurend opnieuw positioneert, is daarbij telkens de eigen identiteit volop in het geding.’ Achter de misleidend eenvoudige titel ‘gedicht’ gaat dan ook een complexe, intrigerende tekst schuil.
Klassieker 37: Lucebert – vrede
Rutger H. Cornets de Groot bespreekt een van de allerlaatste gedichten die Lucebert heeft geschreven: ‘Vrede’. Een intrigerend, weinig opwekkend gedicht. Belangrijk bij de lezing is, dat ‘voor Lucebert niet de semantische, betekenisdragende eigenschappen van woorden doorslaggevend zijn, maar ook en vooral de klank en het woordbeeld.’ Daarbij gebeurt het maar zelden dat een gedicht van Lucebert zich volledig aan de lezer prijsgeeft, zelfs na minutieuze analyse.
Klassieker 36: Jan Kuijper – Statica
Leraar Nederlands Joop Leibbrand belicht een gedicht waarin Jan Kuijper een natuurkundeles beschrijft: ‘Statica’. Een losjes geschreven loepzuiver sonnet waarin ‘de leraar er nu al bijstaat als een geslagen hond. Wie niet in het bezit is van de vereiste lading, een sterke persoonlijkheid ontbeert, krijgt het heel, heel moeilijk.’
Klassieker 35: Willem van Toorn – Een kraai bij Siena
Het gedicht ‘Een kraai bij Siena’ uit diens gelijknamige bundel was ten tijde van publicatie van deze bespreking veruit het populairste gedicht van Willem van Toorn. Pim Heuvel laat zien, waarom dit gedicht zo’n hoge vlucht genomen heeft.
Klassieker 34: Ed. Hoornik – Overgang
Na de bespreking door Pim Heuvel deze maand opnieuw een gedicht van Ed. Hoornik. Joop Leibbrand bespreekt ‘Overgang’. Een ogenschijnlijk weinig opwekkend gedicht over hoe iedere nieuwe dag voor een mens een niet te ontwijken belasting kan vormen. Kan poëzie verlichting geven?
Klassieker 33: Ed. Hoornik – Te Middelharnis is een kind verdronken
Het titelloze gedicht ‘Te Middelharnis is een kind verdronken’ begint als een ready-made. Ed. Hoornik brengt onder woorden wat een kort berichtje in de krant oproept, en hoe dit door blijft werken. Pim Heuvel laat zien, hoe het accent op zo’n ‘kleine gebeurtenis’ volledig in de geest van het eind jaren dertig opgerichte tijdschrift Criterium past.
Klassieker 32: Ed Leeflang – Hoor Prediker. Over de dommen en gevatten
Twee maanden na de analyse van het op Vondel geïnspireerde gedicht ‘De vader van de baby Constantijn, wat hem’ neemt Joop Leibbrand opnieuw een gedicht van Ed Leeflang onder de loep. Dit keer laat de dichter zich door Prediker inspireren, om een niet al te rooskleurig beeld over de condition humaine te schetsen. Of zou Leeflang het specifiek over het lot van de leraar hebben?