Meandermagazine

Bundels die een grote indruk hebben achtergelaten
Dertig kersen op de taart van ons dertigjarig bestaan. Wat zijn jouw twee favoriete bundels van de laatste dertig jaar? Het lijkt een onmogelijke opdracht om die vraag te beantwoorden, maar onze recensenten gingen de uitdaging aan. We stoffen dertig bundels af die een grote indruk hebben achtergelaten en uitnodigen tot herlezen. Vandaag bespreken Johan Reijmerink en Janine Jongsma hun favoriet.

Dirk Kroon - Gekortwiekt
Dirk Kroon heeft veel publicaties op zijn naam staan. In zijn 26e bundel ‘Gekortwiekt’ is het thema zijn gevorderde leeftijd die voor lichamelijke verval zorgt. Paul Roelofsen zegt: ‘Kroon dramatiseert zijn achteruitgang niet, het is zoals het is en er is geen kruid tegen gewassen. Wel klachten, geen gezeur.’ Kroon geeft een realistisch beeld van de ouderdom.
Anna en Maria
Anna en Maria waren de dochters van Roemer Visscher. Zijn dochters kregen een uitzonderlijke opvoeding. De jonge Hooft, lid en later leider van de Rederijkerskamer, raakte bevriend met beide dochters. Anna schreef perfecte sonnetten maar Maria Tesselschade bracht de poëzie en muziek op het Muiderslot. ‘Zij was Hoofts tegenspeelster in het spel van geest en hart, dat die niet in woorden uit te drukken sfeer bepaalde…’.
Klassieker 289 : Hugo Claus – Het klemwoord huis: 7
Joost Dancet bespreekt 'Het klemwoord: huis - 7', een gedicht uit de iconische dichtbundel 'De Oostakkerse gedichten' (1955) van Hugo Claus (1929 - 2008). Hoe beklemd kan je je thuis voelen?
Jan Baeke - Die onvermijdelijkheden
‘Die onvermijdelijkheden’ is de tiende bundel van Jan Baeke. Op de omslag staat een foto van een halfvol (halfleeg?) glas met ijsblokjes dat kantelt op de rand van een tafel. Er is nog iets wat opvalt: de bladzijden voor het titelblad en na de aantekeningen zijn zwart en voor de derde afdeling staat er ook een. Bij elkaar lijkt dat weinig goeds te beloven, zegt Hans Puper.
Interview J. Heymans
‘Het is prettig om een poëtisch houvast te hebben in onze ingewikkelde, snel veranderende wereld’, zegt J. Heymans. Sinds zijn debuut schrijft hij alleen nog maar gedichten van tien versregels. ‘Daar kan ik goed mee uit de voeten, zo is gebleken. Als ik minder versregels schrijf, raak ik, naar mijn gevoel, niet tot de kern, schrijf ik er meer, dan dreigt het gevaar van gezeur.’