Meandermagazine
Over Nederlands en streektalen (1)
Wat zijn de verschillen tussen het Nederlands en een streektaal? In drie delen zal dichter Willem Tjebbe Oostenbrink ingaan op bepaalde ontwikkelingen in het Nederlands en zijn eigen Westerkwartiers (West-Gronings). Dit keer voorbeelden rond de datief in zinnen, waarin een gemoedstemming, mening of indruk wordt geformuleerd. En hoe zit dat met poëzie? ‘Westerkertierder woorden bruken woar ze bruukt worden moeten.’
Een wonder – kijk maar om je heen
Is het mogelijk ‘zomaar’ een gedicht tegen te komen? Een mens kan wel zonder doel door de stad dwalen en onvoorzien een gedicht ontmoeten, maar het maakt nogal uit waar hij of zij vandaan komt. Jan Loogman had dit graag geweten. Peinzend over de noodzaak van poëzie liep hij tegen de meerduidigheid van taal op en tegen het wonder om hem heen.
De wilsverklaring
Vanaf nu zullen er van tijd tot tijd verhalen worden gepubliceerd in Meander. Hans Puper is de eerste met ‘De wilsverklaring’.
Jozef Deleu - Nieuw Groot Verzenboek
Marc Bruynseraede boog zich over het ‘Nieuw Groot Verzenboek’, samengesteld door Jozef Deleu: ‘Deze bloemlezing die, over de eeuwen heen, het puik van de Nederlandstalige dichtkunst bundelt, is een Feest van de taal; een festijn van wat met taal mogelijk is.’ En welke bloemlezingen kunnen zich meten met deze ‘knots van een bloemlezing’?
"Poëzie stelt zo haar eisen."
Gelauwerd en ervaren dichter Marleen de Crée beschouwt schrijven als een ambacht. "De waarde van het schrijven als proces is het vermogen tot opperste concentratie, van het temmen van gevoel en ratio, van het zich beperken tot de essentie.” En ook ”Poëzie schrijven is en blijft een zoeken. Alle facetten van de mens kunnen aan bod komen. Een absolute waarheid vinden is onmogelijk want die bestaat niet.”
Hans Claus - Ik heb u lief tot in de dood
Hans Claus heeft in zijn bundel ‘Ik heb u lief tot in de dood’ de existentiële én morele opdracht van de moderne, individualistische mens treffend verwoord, volgens Wim Platvoet. ‘’Centraal in de bundel staan die medemensen die zich wat meer op een afstand bevinden (vluchtelingen, gedetineerden en wereldburgers) en met wie de gedichten niet zozeer een ‘liefde tot in de dood’, maar een aardse, menselijke, misschien tijdelijke verbinding zoeken.’’