Recensies
Marc Lonneville - Cassandra stuiterbal
Verhalen en personages uit de Griekse mythologie duiken overal op in ‘Cassandra stuiterbal’, het debuut van Marc Lonneville. Volgens Hettie Marzak: ‘zijn de gedichten afzonderlijk misschien niet altijd te begrijpen door hun beeldspraak, waarvan alleen de dichter zelf de ontstaansgeschiedenis en de bron kent, de bundel vormt een mooi, afgerond geheel met een duidelijk verloop van de gebeurtenissen, die zich als in een film ontrollen naar het einde toe.’
Maria Barnas - Diamant zonder r
Maria Barnas onderzoekt in ‘Diamant zonder r’ haar Poolse voorgeschiedenis. Johan Reijmerink zegt hierover: ‘’Deze bundel mag als een schitterende ‘diamant’ worden toegevoegd aan de eigenzinnige verzameling die Barnas tot nu toe heeft geschreven. Haar Poolse wolf heeft nu definitief een plaats verworven binnen haar meervoudige identiteit die nog altijd in volle beweging is.’’
Roland van den Bergh - kleine heuvel
Kamiel Choi is niet onder de indruk van ‘kleine heuvel’, de bundel van dichter en uitgever Roland van den Bergh: ‘’Volgens zijn website is hij ‘gewoon iemand die ergens wat zit te dichten’ en gaat het om de ‘talige objecten die we gedichten noemen’ die kunnen aanzetten tot tweespraak met de lezer. Op sommige momenten is me die tweespraak gelukt, namelijk waar de auteur de beelden voor zichzelf laat spreken.’’
Bianca Boer - Vaste grond
In ‘Vaste grond’ van Bianca Boer treffen we gedichten aan die traditioneel van vorm zijn. Herbert Mouwen noemt de inhoud: markant. ‘’De directe beschrijvingen van de waarnemingen transformeren geregeld tot een opvallende metafoor, ook als ze doodgewone, alledaagse zaken behelzen die met eenvoudig woordgebruik gepresenteerd worden. Ook die poëzie bestaat en ‘nog altijd zien andere mensen dat’. ‘’
Emma Crebolder - Uitlichten
Peter Vermaat merkt op dat de gedichten in ‘Uitlichten’ van Emma Crebolder weinig aan de verbeelding overlaten: ‘Mogelijk kan een tachtigjarige de zware hamer van de taal niet meer voortdurend optillen en laten vallen, wellicht weegt een woord al snel teveel om het nog van het blad te kunnen vegen, wie weet zingt een melodie nog in je hoofd waarbij je alle klanken al verloren bent.’
Peter van Lier - Minieme gebaren/Minym ferweech
In de bundel ‘Minieme gebaren/Minym ferweech’ van Peter van Lier zijn de gedichten ook vertaald in het Fries. Maurice Broere buigt zich over de Nederlandstalige gedichten: ‘Peter van Lier laat je kijken naar de natuur en je omgeving. De neerslag van het kijken vind je terug in de gedichten die hij op een eigen manier vormgeeft door woorden een plaats te geven die je als lezer niet verwacht. Die plaatsing is wel functioneel, omdat het spanning geeft in het vers en omdat woorden extra nadruk krijgen.’
Edwin de Groot - Neus tegen het glas
In ‘Neus tegen het glas’ van Edwin de Groot, staat de natuur centraal. Ivan Sacharov merkt dat de dichter een passie heeft voor het gewone. ‘Ik denk – met mijn neus tegen het glas – dat er veel leuks en interessants in deze gedichten te vinden is. Maar vlijmscherp zijn ze niet. Daarvoor schiet de dichter te vaak uit de bocht.’
Tania Verhelst - U kunt uw lichaam hier achterlaten
In ‘U kunt uw lichaam hier achterlaten’, de tweede bundel van Tania Verhelst, staan verrassende gedichten volgens Hettie Marzak. ‘Verhelst gebruikt haar poëzie om inzicht te verkrijgen in de wereld en deze overzichtelijk te maken, in een poging oncontroleerbare dingen in de hand te houden. Daarbij heeft ze, omdat ze tevens beeldend kunstenaar is, een goed oog voor kleine dingen en kan ze haar waarneming vervolgens volledig omkeren. Het is poëzie zoals poëzie moet zijn.’
Anne Provoost – Krop
Herbert Mouwen bespreekt het debuut ‘Krop’ van Anne Provoost. Hij vindt het een dichtbundel voor fijnproevers en volhouders: ‘Haar gedichten zijn heel direct en ook zorgvuldig en compleet uitgewerkt. Toch laten een aantal gedichten mij als lezer ontsporen, de weg kwijtraken. In veel gevallen weet ik de draad weer op te pakken, maar een enkele keer haak ik definitief af.