Gedichten
Giuseppe Conte
Vreemde woorden aan zijn vrouw
Het moet gisteren rond een uur of twee of drie
‘s morgens geweest zijn toen ik in bed kwam
liggen en tegen je praatte.
Je lag al te slapen en ik drukte mijn wimper
tegen jouw warme wimper. Ik sprak vreemde woorden
tegen je over eeuwige liefde
mijn poging was tragisch
als de vervallen regels van het spel
Zo liggen achter onze oogleden en ogen de banen
van planeten. Onze vingers zijn van steen en we hebben
heupen van aarde, onze voeten zijn vloeiend als een meer
en tot ranken en nesten voor uilen geworden.
We zullen niet meer samen zijn. We zullen er niet
meer over spreken. Een toekomstige wind zal langs
onze ramen huilen, de wind van een verre zee
wij zullen muizen, kwallen, bloemen
zijn
uit : Dialoog tussen een dichter en een boodschapper (Mondadori, 1992)