Gedichten
Bai Juyi
Ter nagedachtenis aan Goudklokje
Ziek en vervallen, een man van veertig,
stralend mooi, een meisje van nog geen drie,
geen jongen, heet ‘t dan, maar wat dan nog,
zoveel troost, en hoe ze me omhelsde!
Op een ochtend is ze van me weggenomen,
haar ziel is nu een schaduw in het nergens;
en ik denk aan hoe ze net voor ze stierf
haspelend haar eerste woordjes leerde zeggen.
Zo heb ik geleerd dat banden van vlees en bloed
ons niet anders dan vrachten van verdriet geven,
en alleen door te denken aan voordat ze er was
kon ik met m’n verstand de pijn de baas.
Veel tijd verging sinds mijn hart haar vergat,
drie keer werd het winter, drie keer lente;
maar vandaag ging de wond weer open
toen ik haar oude voedster tegenkwam.