Peter M. van der Linden
dordrecht
vroeger vond ik dat een geheimzinnige stad
met het r.k ziekenhuis en poorten eromheen
waar ik met moeder en de pont aankwam
vanuit zwijndrecht als ik ziek was aan mijn oren
ik fietste in die tijd ook wel eens naar r.c.d
met mijn voetbalvriendjes van vv. zwijndrecht d3
en meerdere malen naar dfc waar we tot de c1
kansloos van de mat werden getikt
als puber leerde ik flipperen als tommy
in de muizenval drinken in het dolhuys
en geniepig klaverjassen in vissers
zaken die ik nog steeds goed beheers
later ging ik er ook maar wonen en leerde
de muzikanten en de geveltjes kennen
en hoe mooi die geveltjes ook zijn
je hebt er ‘s nachts niks aan
maar het is al snel boeiender dan zwijndrecht
waar nu alleen nog mijn vergeetachtige moeder
rondloopt tussen de vergetenen en verder
de school staat daar niet meer, niet het huis
niet meer de ruimte achter de perenbomen
de tuinderijen langs de rotterdamseweg
ik heb er weinig meer van zwijndrecht te vinden
in dordt ligt altijd nog te wachten
in van alles ben ik inmiddels opgenomen
als een fragment in haar legpuzzel
van monumenten, water en sfeer
het is de sfeer die bij mijn lopen past
en het licht dat hier schijnt blijkt anders
maar dat zag ik ook pas na vele schoenen
goed kijken is lang stilstaan
hoe dordt je ook stilzet in de tijd
het blijft wiebelen tussen stad en dorp
net iets te iel voor rock-‘n-roll
dit eiland is tokkeltje blues door klassiek
met een gezicht veel knapper dan zijn volk
het volk dat verknocht is aan het hof
waar holland werd geboren, aan scheffer
en de grote kerk met zijn scheve nek
en zo werd ik ook dordts volk
een beetje verkneukeld kan ik er thuiskomen
wetend dat het er weer hetzelfde werd
na een stedentrip of een wereldreis
is het de kunst de voorstraat-kitsch te mijden
een lichtvoetig laveren te verkiezen
vanaf de grote kerk de nieuwe haven
van de hondjes en de jachten volgen
de kuipershaven door
de damiatenbrug voorbij
een bankje pikken om twee uur ‘s nachts,
op de gevoelige plek
waar dordt de blues herbergt
in slome duwbak op rood kadelicht
witte plukken nachtmeeuw
bij wonderwolken op drie rauwe rivier
is er altijd wel een solo bij bankje vier
over soms gelukkig in het grote niets
als sterren in het groothoofd wateren