De winnaars van de Rob de Vos-prijs 2019 zijn inmiddels bekend. Maar welke dichters werden er nog meer genomineerd?
De jury gaf onderstaande gedichten een eervolle vermelding. Ook deze gedichten eindigden in de top 10.
Vandaag krijgt u er vier, zaterdag de overige drie.
Monique Wilmer-Leegwater (53 ) woont in Borne en werkt in de financieel-administratieve sector. Maar haar grootste passie is al haar hele leven de poëzie. Sinds kort treedt ze hiermee naar buiten. Na het volgen van de cursus poëzie op de Schrijversvakschool in Amsterdam, zijn er deurtjes in haar hoofd opengegaan. In 2018 en 2019 werd zij genomineerd voor de Willem Wilmink Dichtwedstrijd. Monique won de tweede prijs van de Stadsgedichtenwedstrijd 2019.
–
vorst zal ons het varen beletten, we moeten onze voeten
anders neerzetten, laten wennen aan zand, stenen, gruis
klinkerpaden, borsteltapijten
–
we lopen over snelwegen, viaducten, door hekken, door barakken
over prikkeldraad ,akkerland, we banjeren met
gevonden oormerken door gebarricadeerde weidegronden
laten ons in vrachtwagens pakken
–
waar zijn de dieren vraag ik me af
waar zijn de dieren die ze droegen?
–
hoe komt een koe zo vol vertrouwen, zo vol
vertrouwen, zo vol
dat ze steeds maar weer op handen afkomt, met ogen
als was haar nooit iets aangedaan
–
we maken onszelf tam zoals vogels die van tafels eten
niet wegvliegen als dat kan, weten hoe het werkt met snavels
denken na over een plan
we zullen vliegen over bergmassieven, oceanen, dijklichamen, gletsjerspleten
zweven doelloos rond, hebben geen geweten
want afspraken zijn er niet gemaakt
–
alleen die van de sterren, dat zijn er drie, het vliegen buiten kooien is een classificatie
een gegeven van tevredenheid, van een gerust hart, van een bepaalde zekerheid
–
met het scheuren nog in onze oren is wat blijft de weke geur, de waterdamp rond zachte
neuzen, van gras dat breekt, opensplijt
van de walm van lauwe melk net nog uit haar schoot genomen
speent het kalf aan een metalen moederlijf, weet niet beter
–
hier staan we dan, zien om ons heen, de wei zo groot , zo heel alleen
de zomer lijkt ineens zo uitgebloeid, zo onomkeerbaar aangevreten, haar jurk verteerd door
zonnestralen, ontdaan van elke klank en kleur
–
zijn wij met gras vergroeid
maar weten dat nog niet
Jurycommentaar:
Hier wordt door de dichter een pessimistisch toekomstbeeld geschetst. Is het een waarschuwing hoe we om moeten gaan met klimaatverandering? Een groep mensen loopt door bevroren open land waar plots geen dieren meer zijn. Indringende beelden – we banjeren met gevonden oormerken door gebarricadeerde weidegronden – de weke geur, de waterdamp rond zachte neuzen-. En – de zomer lijkt ineens zo uitgebloeid, zo onomkeerbaar aangevreten – . Intrigerend gedicht!
Sara De Lodder (1974) is psychodramatherapeut, dromer en theatermaker. Hollands gebekt koestert ze haar Vlaamse wortels die haar gestalte geven in haar schrijven. Zij laat zichzelf het liefst onbenoemd. Soms wordt ze gezien in haar werk, en dat vergroot het mysterie. Dat gebeurde zeker de afgelopen jaren toen Sara regelmatig in de prijzen viel. Zo werd ze in 2018 genomineerd voor de Plantage Poëzie prijs.
–
ze breit een trui voor mij
of voor het kind dat ze had –
er vallen steken
–
verwonderd trekt ze aan haar bol
het sneeuwt witte haren
licht zijn haar ogen
–
het sneeuwt ook in haar hoofd
ik zie er mensen verschijnen
en verdwijnen
–
ze staart naar het patroon
wol is niet zacht
zegt ze
–
herhaalt ze
ze is de draad kwijt
en ze huilt, ineens bang
–
haar handen zijn gestopt
ze voelen koud
ik zet voor ons koffie
–
ze wijst me een wolk
die vogels in haar tuin brengt
die ons vormen geeft van liefde
–
hoe lang
–
blijf ik bestaan achter haar ogen
bewaren pootjes in de sneeuw
of duurt een trui
–
ze pakt de draad weer op
ik hou het patroon voor haar vast
in dit teder schemer
–
we strelen het laatste restje wol
Jurycommentaar:
In eenvoudige taal wordt een moeilijk thema aangesneden – de onzekerheid rond een dementerende moeder die meer en meer van zichzelf vervreemdt. Het gebruik van de korte breekbare zinnen komt overeen met de broosheid van de moeder. Alles in het gedicht ademt de fragiliteit uit waarmee het contact met een dementerend familielid is omgeven.
Bert Struyvé (1952) uit Assen studeerde sociale geografie en Nederlands en werkte 38 jaar in het onderwijs. In 2007-2008 ging hij per fiets op wereldreis, waarna de poëzie opnieuw is ontdekt. Vanaf 2015 worden zijn gedichten gepubliceerd in literaire tijdschriften en weblogs waaronder Meander, Extaze, Het Gezeefde Gedicht, De Vallei en De Schaal van Digther. In 2018 werd Bert genomineerd voor de Vlaamse Zeef-bundelpoëzieprijs.
foto Rob Hilz
–
Nu dacht hij dat hangslotjes aan bruggen een keten vormen,
zonder ketting, zonder sleutel. Dat freestylen in een echoput
dezelfde reikwijdte heeft als het laten vallen van een munt.
Dat wie servetten vouwt ook een kraanvogel kan vormgeven
en dat wanneer het ochtenddonker zakt het licht vanzelf stijgt.
–
Nu dacht hij dat iedereen de kleren van een ander aan heeft,
zonder wachtwoord kun je er niet in doordringen. Dat lamellen
in een doorzon de middag terugbrengen tot streepjescode
en dat je een wijk annexeert als je de hond er maar vaak uitlaat.
–
Nu dacht hij dat wonen in een huftercontainer zoiets is
als kamerfibrilleren, dat genen daardoor niet ontkiemen.
Dat je de zee het beste kunt opzetten in een schilderij, beter dan
met een foto of prepareren na doodtij. Dat de scharnierdeur
klemt of zucht, maar dat het evengoed de drempel kan zijn. Dat..
–
wat helpt is een open oog voor duurzaamheid achter het duimpje,
liken op een mooie zomeravond verzacht de noodhamer.
Jurycommentaar:
Absurdistisch gedicht. Originele neerslag van de warrigheid van een gedachtenwereld. Door de springerige associaties doet de inhoud denken aan een droomachtige, psychedelische ervaring.
Astrid Arns (1960) is geen onbekende in de dichterswereld. In 2018 kwam haar debuutbundel Mijn naam op de deur uit bij uitgeverij P. Zij publiceerde in vele literaire tijdschriften en weblogs bijvoorbeeld in de Poëziekrant (De Zeef), De Schaal van Dighter, De Vallei en Meander.
Astrid trad ook op in België en Nederland bij de bekende poëziefestivals. Ze werkt nu samen aan een duobundel met haar dochter, dichteres Jana Arns.
–
De zomer hield de laatste avond vast.
Onweer dreef me naar buiten. Ik werd ingenomen door licht,
het kleurde gevels geel.
–
Regen spatte terug van het asfalt.
Een hond jankte alsof hij geslagen werd.
–
Ik keek verschrikt in een raam
zoals een geest die zichzelf met een lichaam zag,
liet stappen achter nu de steile straat van mij alleen was.
–
Tot ik op het dak van de wereld stond,
daar was het stil alsof alles wachtte.
–
In mijn trage ogen zag ik nergens zoveel hemel in één keer.
Jurycommentaar:
Intrigerend gedicht waarin door geïntensifieerde waarneming en omkeringen – zoals ingenomen te zijn door licht, regen die terugspat, het bij onweer naar buiten gaan i.p.v. veilig binnen blijven – een intense, bijna tijdloze ervaring wordt opgeroepen met mysterieuze, transcendentale kenmerken.