Archief
Nieuwsbrief 45 / 24 november
Driek van Wissen, humor en dramatiek, onverwoestbaar
Onverwoestbaar mooi, de poëzie van Driek van Wissen, de dichter die door Pieter Sierdsma uit de voortrazende vergetelheid wordt gehaald. In deze column een aantal gedichten waarin hij een blijvende waarde aanraakt. Sonnetten die ons confronteren in hun onverbiddelijke opbouw met het einde, het alledaagse dat een klein drama bevat of de veroverende charme van deze romantische, beschouwelijke, humoristische dichter.
Over de relatie tussen poëzie en muziek – van Gezelle en Van Ostaijen tot Kopland
Poëzie wordt sterk bepaald door het ritme en de klank, zodat er ook sprake is van een klankbeeld. Romain John van de Maele gaat van literatuurhistoricus Alf Henriques terug naar Dante, van Bob Dylan naar Wolf Biermann, via Tom Manders naar Leonard Cohen, om te komen tot onze top 40, Kopland en the Beatles en neuriet de hele dag een tekst van Melanie.
Interview Kris Lauwereys
Kris Lauwereys is gefascineerd door de veelzijdigheid van taal, die zich uitstrekt van volledige nietszeggendheid tot diepgelaagd beeldend verbinden, van strak uitgezuiverd tot meeslepend barok. Poëzie is voor hem een manier om te proberen een plek op te eisen als zoon en als deel van de maatschappij, op zoek naar zijn wortels, zich in te schrijven in een traditie waar hij tegelijkertijd mee wil afrekenen.
Juryrapport Rob de Vos-prijs 2024
Monique Leferink op Reinink won dit jaar met haar gedicht 'Canto' de Rob de Vos-prijs 2024. Vandaag is het algemene juryrapport aan de beurt. Hierin staat ook wie erin de top 20 belandden. Juryvoorzitter Peter Vermaat concludeert: 'Hoeveel je ook kunt afdingen op het wedstrijdelement, feit is dat, wanneer eenzelfde inzending door een gevarieerde groep lezers wordt gewaardeerd, het aspect 'smaak' toch wat naar de achtergrond verschuift en de intrinsieke kwaliteiten van de gedichten op de plaats landen waar ze thuis horen.'
Interview Bart Adjudant
Dichter en musicus Bart Adjudant (Den Haag, 1960) staat altijd ‘open’. Hij is in zijn hoofd heel veel bezig met poëzie, signaleert in gesprekken of bijvoorbeeld krantenartikelen passages die door het metrum of een opvallende formulering bruikbaar zijn. Dagelijks plaatst hij gedichten op zijn Facebookpagina. Onlangs werd hij door Stichting Taalpodium Emmen uitgeroepen tot Nederlands kampioen light verse.
Johan Meesters - Bescheidenheid is een doodzonde
Hans Franse vindt het jammer dat de bundel ‘Bescheidenheid is een doodzonde’ van Johan Meesters niet mooi is vormgegeven en amateuristisch overkomt. Het lijkt hem ook dat je deze poëzie eigenlijk moet horen: ‘Hij moet een dichter van het gesproken woord zijn, een sprookspreker.’ Franse zegt dat ondanks een aantal ingetogen gedichten, het retorische overheerst: ‘Meesters typeer ik als sprookspreker of bard met taalkundige virtuositeit.’
Nieuwsbrief 44 / 17 november
Klank en kleur van een taal
Toen Hans Franse zich, nu 35 jaar geleden, wat definitiever had neergelaten in zijn Italiaanse ‘paese’, wist men in zijn stadje amper dat er zoiets bestond als een Nederlandse taal. Hij werd er als neerlandicus een beetje neerslachtig door; hij houdt van zijn taal en van de literatuur die er in geschreven is. Nu Ellen Deckwitz de prestigieuze ‘Premio Ciampi’ heeft gewonnen, is hij trots.
Klassieker 285 : Myriam Van hee – pinguïns
Hettie Marzak bespreekt het gedicht 'pinguïns' (2017) van Myriam Van hee - een sonnet over de hartverscheurende eerste sprong in zee van jonge pinguïns, waarin de focus in het gedicht subtiel van de dieren naar de mens verspringt.
Interview Bernard Wesseling
Eigenlijk wil Bernard Wesseling termen als roman of dichtbundel opheffen, gewoon een kunstwerk in taal maken. Dat wil zeggen: aan wijdlopigheid grenzende poëzie en bedachtzaam woordenrijk proza. Als hij gevoel en verstand in lijn met elkaar weet te krijgen lukt het hem soms om moeilijke zaken helder te formuleren. Dat sterkt hem, houdt hem aan het schrijven.
Bloemlezing - Het komt goed
Tom Veys zegt alle lof te hebben voor de samensteller van de bloemlezing ‘Het komt goed’: Elisabeth Lockhorn. Zij heeft kwaliteitsvolle gedichten uitgekozen die over geluk gaan. Volgens Veys krijg je met deze bundel aan de hand van het thema ‘geluk’ een staalkaart van de literatuurgeschiedenis. Hij benoemt ook dat de stilistische reikwijdte in de bundel een grote meerwaarde is.
Een wereld vol sonnetten (4)
Het 4e deel van onze rubriek, 'Een wereld vol sonnetten', verzorgd door Simon Mulder in samenwerking met uitgeverij HetMoet en het Feest der Poëzie. Vandaag over Avantgaerde ‘opgericht als een periodiek voor de vormvaste dichtkunst, met daarbinnen veel aandacht voor het sonnet als ‘koningin der dichtvormen’: een ideale samenval van vorm en inhoud voor het lyrische gedicht.’
Jonas Bruyneel - Mulhacén
In de bundel ‘Mulhacén’ van Jonas Bruyneel wordt de tocht naar en de beklimming van de hoogste berg van de Sierra Nevada in Spanje beschreven. Hij wandelt in het spirituele gezelschap van dichter Federico Garcia Lorca, maar daar is voor de liefhebbers van Lorca weinig van te merken, vindt Marc Bruynseraede. En ‘waarom moesten de verzen zo nodig in Copla-vorm geschreven worden? F.G. Lorca was geen Copla-dichter.’
Nieuwsbrief 43 / 10 november
Bij de rozen
Een vraag van een collega deed Rogier de Jong diep nadenken: moet een dichter in de eerste plaats zichzelf niet trouw blijven en daarmee het publiek durven tarten? Diep in zijn hart wist hij eigenlijk wel dat hij niet dichtte voor applaus oftewel aandacht. Maar waarom keek hij dan wél steeds naar die onnozele duimpjes op de 'socials'?
Jeroen van Wijk
Jeroen van Wijk levert als dichter (en vast ook als kunstenaar) originele beelden, ook heeft hij een sterk taalgevoel en een goed gevoel voor ritme. Soms alleen maar een hint naar rijm, een simpele herhaling, toch bedelt hij ‘vertel verhalen voor iemand zoals ik’ / ‘vertel alsjeblieft een verhaal / waar de nacht een knuffel is / zacht van stof‘ (…)
Willem Thies - Wachtend op eerste constructies
In ‘Wachtend op eerste instructies’ van Willem Thies treft Peter Vermaat de ondeelbare tweeheid aan: ‘In ontologisch perspectief schildert Thies in deze gedichten niet zozeer de wederzijdse houdgreep van goed en kwaad of van opslokken en ontbreken, maar veel meer de gelijktijdige parallelliteit van dit alles. Naast het waarneembare waart iets vergelijkbaars rond aan de andere zijde van het onkenbare scheidsvlak tussen hier en daar, het onzichtbare en ontastbare membraan tussen het nu en het geweest zijn of het nog wordende.’
Interview Jan J. Pieterse
Een geslaagd puntdicht is, volgens Jan J. Pieterse, als bij het lezen of voorlezen het beeld dat, of de gedachte die hij voor ogen heeft, overkomt bij het publiek dankzij zíjn manier van verwoorden, zíjn ritme en zíjn timing. Hij is geen sneldichter, hij neemt graag rustig de tijd voor het samenstellen van een bundel.
Jean Pierre Rawie - Verzamelde gedichten
Hettie Marzak verdiepte zich in de ‘Verzamelde gedichten’ van Jean Pierre Rawie. In diverse versvormen dicht hij ‘in een taal die tegen de charme van het archaïsch woord aanleunt, maar die nooit geforceerd of overdreven aandoet.’ Zijn enorme eruditie blijkt uit de talloze vertalingen van gedichten in verschillende talen. ‘Deze verzamelbundel getuigt van vakmanschap, bezieling en gedrevenheid, alles binnen een zelf opgelegde restrictie, die dwingt tot concentratie en vindingrijkheid.’
Gedichten over lesgeven
Ko van Geemert liet – lang geleden - buurkinderen strafregels schrijven en ze deden het ook nog. Dat lag geheel, dat zag hij toen al, aan de volgzame kinderen. Zijn Plantage Poëzieprijs werd in 1994 gewonnen door Jan Bommerson die de regel schreef, ‘Ik krijg jullie wel, ik weet nog niet hoe / Maar wacht maar tot ik groot ben, later.’
Robin Veen – De zwaluwen zijn dit jaar niet gekomen
Paul Roelofsen bespreekt de bundel ‘De zwaluwen zijn dit jaar niet gekomen’, van Robin Veen. Hij vindt dat de keus van de dichter om over te gaan op de vaste vorm van het sonnet, een schot in de roos is geweest. De gedichten zijn van een hoog niveau en hij beveelt de bundel van harte aan.
Nieuwsbrief 42 / 3 november
Geen gebrom van oude heren
Oude mensen blikken terug op hun leven en denken over de dood. Niet elk oud mens doet dat. Een oom van columnist Jan Loogman bereikte, net als Jake uit Fup, a modern fable van Jim Dodge, de leeftijd van honderd jaar. Beiden leefden zoals Catullus het beschreef: 'Leven, Lesbia, is liefhebben / en geen rode duit geven / om het gebrom van oude heren.'