Gedichten
Cecilia Meinders
Wanneer een dichter schrijft een gistfabriek te willen zijn, heeft ze meteen onze aandacht. Enkele mooie beelden doen de rest. Een regel als ‘mijn mond in de juiste kleur geverfd’ bijvoorbeeld, warboel die slechts schijn is en dan het zicht vanuit de trein. In het tweede gedicht zijn we onnozel en zot en wijst de dichter ons op verzuim.

Zonlicht VI
De laatste zomerse gedichten voor onze zomerstop. Met slippers, mango’s en muggen, stof tussen onze tenen, een olifant, het stuiteren van een bal en een strandwei van papier. Werk van Bert Voeten, Sandra Roobaert en Hans Faverey.
Frederik De Cock
Mooie doordachte gedichten van Frederik De Cock met wat melancholie maar zonder sentimentaliteit, hier en daar een verrassende wending en wat lichte humor. Mooi ook de manier waarop natuur en mens met elkaar verweven wordt. Heerlijk dat er een woord in voorkomt dat we niet vaak tegenkomen, 'grondelend'. De regel luidt: ‘zo lig ik daar – zijdelings gedraaid /grondelend in gedachten’.

Zonlicht V
Zomers fruit en vroeger, gedachten die alleen maar gaan over wat je lichaam voelt en dan proberen te wennen maar niet hier. Drie – niet alleen maar – zomerse gedichten: van Adriaan Jaeggi, Ronald M. Offerman en Judith Herzberg.
Annemarie Estor
Nieuwe gedichten van Annemarie Estor. Met ‘een magere ziel van de honger’, ‘lantaarnlicht van de avonden’, een voortijlende koets, een oude Renault, nachtzwaluwen en trappenhuizen en ‘het smeltend asfalt van hun verlangen’, ‘de vele variaties van redenen’ en ‘alle soorten van aanvaarding’, en iemand die de wacht hield. Laten we hopen dat dat de dichter is.

Zonlicht IV
Een huis van licht en langgerekte zeilen, een blonde vrouw meevoeren langs mijn zij, wind die als een antilope voorbij scheert en liefde gelijk een gouden zomerdag. Drie zomerse gedichten: van Monique Wilmer-Leegwater, Hendrik Marsman en K. Schippers.
Els van Thuyne
Vrede in de duur van het gedicht. Els van Thuyne geeft niet alleen de woorden vorm maar ook de dichter zelf en komt dan bij de lezer terecht. Zoals de den en els elkaar ontdekken en samenvallen, zo doen de dichter en lezer dat, de woorden boven hun hoofden, wiegend en beschermend, soms bont kakelend en vaak ook licht en zacht.

Zonlicht III
Drie zomerse gedichten waarin de zee een natte jurk is, vliegen zich verdrinken en eindelijk de regen komt. Straatmuzikanten blazen, het lijf dampend nog, gedachte is een vorm gebleven. Werk van Pieter Sierdsma, Alja Spaan en Herman Gorter.
Martin M. Aart de Jong
‘Stel dat je alle woorden die je gisteren nog had in één keer loslaat en nazwaait. Je laat ze op in een luchtballon vol lachgas dan hoor je vanzelf wel waar ze neerkomen’, dicht Martin M. Aart de Jong terwijl hij ook zegt DE DINGEN MOETEN NIET ZOMAAR. Ieder verband losgelaten, alleen het ritme van de woorden als waarheid.