Klassiekers
Meander klassiekers
Besprekingen van de beste gedichten van de bekendste Nederlandse en Vlaamse dichters van na 1880.
Klassieker 22: Anna Blaman – De spin
Anna Blaman ontving in 1957 de P.C. Hooftprijs voor verhalend proza. Haar poëzie werd bij leven slechts verspreid gepubliceerd. Joop Leibbrand geniet van de energieke vitaliteit van ‘De spin’. Hij weerlegt daarbij de constatering dat Anna Blaman ’van de literaire aardbodem verdwenen’ is. Haar tegendraadse werk mocht en mag er zijn.
Klassieker 21: Paul Rodenko – Het beeld
Rutger H. Cornets de Groot reageert op de bespreking van ‘De Ceder’ van Han Hoekstra door Paul Rodenko's 'Het beeld' te presenteren: “Thematisch verwant met 'De ceder', maar inhoudelijk veel interessanter, want vervuld van meer realiteitszin.”
Klassieker 20: Han G. Hoekstra – De ceder
Het gedicht ‘De ceder’ van Han G. Hoekstra is –inmiddels ruim 70 jaar na dato– nog altijd bijzonder populair. De lichte toonzetting en de rondeelvorm dragen daar zeker aan bij. Pim Heuvel raakt in zijn bespreking een belangrijk thema: het begrip werkelijkheid in de kunst.
Klassieker 19: J.H. Leopold – Staren door het raam
Henk Ruijsch noemt ‘Staren door het raam’ van J.H. Leopold een zeer muzikaal gedicht: het is fraai qua dichtvorm en enjambement, “maar toch is dit allemaal ondergeschikt aan het beeld, aan het symbolisme in dit gedicht.”
Klassieker 18: W. Elsschot – Bij het doodsbed van een kind
In ‘Bij het doodsbed van een kind’ beschrijft W. Elsschot een indringende gebeurtenis. Volgens Pim Heuvel en Joop Leibbrand toont Elsschot zich in dit gedicht de wegbereider van de moderne spreektaal in de poëzie: “Aan dit gedicht is alle pathetiek vreemd, maar de eenvoudige toon maakt de onmacht en het mededogen van de dichter des te sterker voelbaar.”
Klassieker 17: H. Roland Holst – De zachte krachten…
Na de bespreking van ‘Ook ik ben omstreeks 't midden mijner jaren’ door Elly Woltjes (Meander Klassieker 16) presenteert Pim Heuvel een ander gedicht van Henriette Roland Holst. De openingsregel ‘De zachte krachten zullen zeker winnen’ kan als de lijfspreuk van H. Roland Holst – en misschien wel van haar generatie – worden opgevat.
Klassieker 16: H. Roland Holst - "Ook ik ben omstreeks 't midden mijner jaren"
In deze bespreking laat Elly Woltjes niet alleen zien, hoe het gedicht ‘Ook ik ben omstreeks 't midden mijner jaren’ van H. Roland Holst aansluit bij het beroemde fragment uit Dantes Inferno, maar ook hoe het een weerslag is van de persoonlijke situatie en levensloop van de dichteres.
Klassieker 15: P. C. Boutens - De maan is al boven de seringen
‘De maan is al boven de seringen’ klinkt bijzonder idyllisch. Schotelt Boutens de lezer slechts een ultieme romantische ervaring voor? Joop Leibbrand laat zien, dat er veel meer speelt in dit gedicht.
Klassieker 14: E. du Perron – Het kind dat wij waren
Het is opvallend, in hoeveel van de vroege Klassiekers een kind voorkomt. ‘Het kind dat wij waren’ is één van de bekendste gedichten van E. du Perron, en lijkt een mooi voorbeeld van een Petrarcaans sonnet. Pim Heuvel laat zien, dat de dichter zich bij deze vorm toch de nodige vrijheden veroorlooft.