Recensies
Inge Boulonois - Voor waar genomen
Met ‘Voor waar genomen’ heeft Inge Boulonois een fraaie bundel afgeleverd waarin zij met verve de grens verkent tussen schilderkunst en poëzie, volgens Geert Zomer. ‘Het beeld heeft de taal wakker gekust. In haar meest geslaagde gedichten vervaagt deze grens: poëzie en beeld worden zichzelf en elkaar tegelijk. Chapeau!’
Jozef Deleu – geluiden voor de laatste dag
Maurice Broere bespreekt 'geluiden voor de laatste dag' van Jozef Deleu: 'Deze mini-sonnetten hebben een aforistisch karakter en zetten de lezer aan tot nadenken over het leven en de dood. Deleu is een doorgewinterde dichter en laat je genieten van mooie taal.'
Henry Sepers - Stofloze afdruk
Hettie Marzak verdiepte zich in ‘Stofloze afdruk’, de vierde bundel van Henry Sepers: ‘De dingen laten niet vanzelf een afdruk achter, maar pas wanneer ze beschouwd worden tegen de achtergrond van hun omgeving krijgen ze gestalte en vallen ze op. Dat geldt in zekere mate ook voor de mensen in de gedichten van deze bundel: pas in hun relatie tot hun omgeving en hun tijd krijgen zij betekenis en kunnen ze een afdruk achterlaten op plaatsen waar ze zijn geweest.’
Frans Budé - De Tocht
Martijn Benders bepreekt ‘De Tocht’ van Frans Budé, waarin een standbeeld van Rodin op avontuur gaat: ‘Nee maar, denk je dan, wat een wonderlijk avontuur beleeft dit standbeeld in het hoofd van Frans. We hebben het allemaal al ooit gezien. We sommen de boel nog eens op. We zetten het in een boekje neer. Mijn hemel, waar is de echte Frans Budé gebleven, de man die nog wel eens iets lyrisch durfde zeggen, die niet alles voor de lezer uit hoefde spellen?’
Jan Vanriet - Pizza en de Dood
Marc Bruynseraede bespreekt ‘Pizza en de Dood’ van Jan Vanriet: ‘Het lijkt wel proza in versregels neergeschreven, elementair in haar mededeelzaamheid. Wèl met verbeelding en melancholie neergezet. Scherpzinnig-plastische observatie. Je ziet dat hier een schilder aan het schrijven is. Hij observeert beschrijvend, gebruikt geen metaforen. Hij accentueert de alledaagse banaliteit van Leven en Dood met verhalen die de kleur van het exotische aannemen.’
F. Harmsen van Beek - In goed en kwaad
Johan Reijmerink bespreekt in deze longread het verzamelde werk ‘In goed en kwaad’ van F. Harmsen van Beek: ‘Uit haar teksten komt een eigenzinnige vrouw naar voren die afkerig was van wat men in haar dagen voor gewoon en wenselijk hield. Hoop, vertwijfeling en wanhopig ronddolen in dit leven is het beeld dat opdoemt als ik deze twee bundels en de omringende poëtische prozastukken lees. Eerlijk gezegd doet haar poëzie me zo nu en dan met verrassende woordvondsten en beelden verbaasd staan, maar de versregels grijpen me niet echt aan.’
Joost Zwagerman - Verzamelde Gedichten
‘Verzamelde Gedichten’ van Joost Zwagerman wordt besproken door Peter Vermaat in een longread: ‘’Aan de allesuitscheider Zwagerman gaat de omnifaag vooraf, de alles-wat-werkelijkheid-is-schrokkende, bijna manische persoon die al wat is, wat was en wat zijn kan wil omvormen tot taal, voortdurend bang voor ‘alles wat aan taal ontsnapt’. Zijn laatste bundel toont mijns inziens de dichter Zwagerman in zijn gerijpte poëtische kwaliteiten.’’
Wietse Hummel - Morgen kan het allemaal anders zijn
‘Morgen kan het allemaal anders zijn’ is de tweede bundel van Wietse Hummel. Na een eerste bundel in eigen beheer uitgebracht te hebben, lijkt Hummel nu het officiële podium te betreden en daar hoort hij volgens recensent Maurice Broere ook thuis. ‘Hij vertoont gerijpt dichterschap, al moet hij misschien nog de neiging bedwingen ‘echt’ te dichten.’
Remco Ekkers – Hop over de sofa
Herbert Mouwen bespreekt de bundel ‘Hop over de sofa’ van Remco Ekkers: ‘Kenmerkend voor de poëzie van Ekkers is zijn verwondering over de meest uiteenlopende alledaagse zaken, die hij meestal vanuit een origineel standpunt benadert. De basis van de verwondering is een nauwkeurige persoonlijke waarneming van de werkelijkheid. Het merendeel van deze gedichten heeft één eigenschap gemeen: ze dragen allemaal een klein geheim in zich mee.’