Gedichten
Antonelle Anedda
Muziek
De dingen die ik noem in mijn gedichten zijn niet nobel
ze schuilen onder het gehemelte, oplettend
slechts bewust van de warme onwetendheid van de tong.
Wanneer ze luisteren, horen ze een beweging, de golf van een echo
die rode letters brengt, lotsbestemmingen en een maalstroom
van verloren stemmen – zoals altijd – uit de duistere diepte.
Dus zeg ik opnieuw: bomen – of liever gezegd – platanen
aangetrokken door water, staande gehouden door stenen, aan de randen.
Ongetwijfeld is dit moeilijk: kalm het wonder bezingen, de zwaarte
die aanwezig is in het licht, de schaduw die de tijd kruist
en verdampt in de geur van een weiland.
Alles is materie dat de ziel vertraagd bereikt
maar de herfst schittert op een verborgen plek
en het woord vormt zich
tot een ritme noodzakelijkerwijs: tot klonters
tot leegtes, met sprongen, door de eeuwen heen.
Het is geen muziek, zeg je, maar het gerinkel
van servies, het geluid van hagel dat tegen de muren klettert.