Charlotte van den Broeck
Kleine vulkaan (Eyafjällajoküll)
We gooiden een anker. We zeiden hier stopt alle Rede.
Als we ooit weer wilden denken, konden we naar dat anker
terugkeren. We zeiden nu is een vingerknip, nu is alweer voorbij,
dus als we nu vergeten dat wij hier voorbijgaan, zijn wij een
eeuwigheid, zijn wij de lakens over het hoofd, heer en
meester van de tijd, als we maar niet ademen, dan gaan we niet
voorbij, dan hoeven we niet te denken aan,
waarom zouden we ooit nog denken aan:
frambozen en rode wijn , een clandestiene vrijpartij,
een hand die niet weet waar, een hand die per ongeluk geheugen krijgt,
een vingerknip, een tijdverdrijf, het klakken van een tong tussen duim
en wijsvinger, de rode huig die zweept,
wat stokt in de keel naar beneden,
altijd verder je ogen zijn zwarte kralen
altijd naar beneden, kleine zwarte kralen,
ik peuter ze uit mijn navel:
zeeroversparels.