'ik probeer steeds een alternatieve invalshoek te vinden, zodat de lezer hopelijk iets nieuws onder ogen krijgt.'
door Alja Spaan
-
Willem Tjebbe Oostenbrink (Grijpskerk, 1963) dicht en draagt voor in het Gronings en het Nederlands. Hij organiseert workshops over poëzie en conceptueel denken.
Zolt en Stof is de tweede bundel van Willem Tjebbe Oostenbrink (2017). In februari kwam zijn derde bundel Uutkomst (Uitkomst) uit (Huus van de Taol, Beilen 2024) met gedichten in het Westerkwartiers (West-Gronings). Hij ontving voor zijn poëzie o.a. de Duitse Johann Friedrich Dirksprijs (2017) en tweemaal de Borslaprijs (2014 en 2021). Gedichten van hem zijn verschenen in diverse bloemlezingen, o.a. van de Nationale Gedichtenwedstrijd. In de publieke ruimte is zijn poëzie te vinden met Groningse, Nederlandse en Friese teksten. Een aantal gedichten zijn in het Duits gepubliceerd.
foto © Teodozja Wieloch
Hoe ben je bij Meander terechtgekomen? En wat doe je bij Meander?
Eens raakte ik in gesprek met Alja Spaan, die me uitnodigde gedichten te sturen. En zo heb ik gedichten in het Westerkwartier (West-Gronings) met vertaling opgestuurd. Vervolgens ben ik gevraagd om te schrijven over streektalen in relatie tot het Nederlands. Daarna volgden andere columns.
Wat vind je leuk aan deze klus?
De ruimte om over allerhande zaken met betrekking tot poëzie en taal mijn gedachten te laten gaan en mezelf te dwingen om helder en genuanceerd zaken te benoemen. Daarbij probeer ik steeds een alternatieve invalshoek te vinden, zodat de lezer hopelijk iets nieuws onder ogen krijgt.
Een samenhangend betoog schrijven kost mij wel veel tijd. De redacteur liet eens weten dat ze niet zoveel van mij zelf terugvond in een column. Dat begrijp ik wel – voor een deel dan. Ik ben terughoudend met het rondstrooien van meningen, omdat ik bang ben dat lezers gemakkelijk afhaken bij al te te prikkelende formuleringen.
Wat was het eerste gedicht dat je las (of hoorde)?
Mogelijk was het op de kleuterschool. Dikkertje Dap zat op de trap was een liedje van Annie M.G. Schmidt dat ik heb geleerd. Ik leerde gedichten en opzegversjes voor bruiloftsfeesten van ooms en tantes. Daarnaast een psalm; 139 is heel mooi. Op de middelbare school was ik in literatuur geïnteresseerd, niet speciaal in poëzie. Boeken zoals: Van oude mensen de dingen die voorbijgaan, De komst van Joachim Stiller; Karakter.
Tegenwoordig lees ik veel poëzie. Voor mijn workshops poëzie lezen gebruik ik recenter en oudere gedichten. Onlangs heb ik de bloemlezing Mien Moeke is n grieze vrijdagmörn van Achterberg in 't Gronings gelezen (vertaald door Fré Schreiber en Hans Werkman).
Voegt luisteren iets toe aan een gedicht?
Luisteren is heel belangrijk maar zelf vind ik 't moeilijk om voor langere duur aandachtig naar poëzie te luisteren.
Ik draag graag voor. Voordragen heeft als voordeel en nadeel dat de luisteraar de vorm van het gedicht en de schrijfwijze niet ziet. Zoals een zin: Een kind tekent op de straat/klinkers. Het is veel mooier om die uit te spreken dan te lezen, want dat laat in het midden of straat/klinkers één of twee woorden zijn.
Is interactie met je lezers belangrijk?
Voordragen heeft als voordeel dat je interactie met lezers hebt. Dat is voor mij waardevol. Soms krijg ik reacties van lezers over de mail. Dan neemt iemand de tijd om met meer dan een enkel woord te laten weten wat het gedicht doet. Het is vaak commentaar van mensen die jouw gedicht aandachtig gelezen hebben. Soms moet ik bij een reactie wel even slikken, maar eigenlijk kun je met reacties altijd je voordeel doen.
Drie gedichten
Holt en snij
Snij wordt geboren om te vallen en ales
wit te moaken en doarnoa te smelten veur de zun.
Achter de zun verzwient de snij traauwens ok,
gien reden om doar geheimzinneg over te doen.
Van holt valt veul te moaken. t Blift onderheveg
aan tied, ofst nou aan holtwurms denkst of aan n
boom.
Ien de biel en e beitel klinkt d’aanzet
tot n ommekeer onafwendboar deur.
Der is al veul snij vallen,
wij ontkommen krekt as holt niet aan e tied
mor ik wiet nog hoe mien blik op dij viel
om te zien en vast te holden.
Stilte kenstoe niet uutspreken
zunder dat et verloren gijt.
Hout en sneeuw
Sneeuw wordt geboren om te vallen en alles
wit te maken en daarna te smelten voor de zon.
Achter de zon verdwijnt de sneeuw evengoed,
geen reden om daar geheimzinnig over te doen.
Van hout valt veel te maken. Het blijft onderhevig
aan de tijd, of je nu aan houtwormen denkt of aan
een boom.
In de bijl en de beitel klinkt de aanzet
tot een ommekeer onafwendbaar door.
Er is al veel sneeuw gevallen,
wij ontkomen net als hout niet aan de tijd
maar ik weet nog hoe mijn blik op jou viel
om te zien en vast te houden.
Stilte kun je niet uitspreken
zonder dat het verloren gaat.
Uutkomst
As eier noa 21 doagen niet uutbennen, bennen
ze gel.
Mor wat as je nog n piekje ien n ei heuren?
Kom der toch uut, docht k nog, dat ik wol
helpen.
Ik moek n gatje ien e dop, brak wat stukjes òf.
Was de schoal hard, t kukentje septiel?
Hoe dan ok, t piekje kroop toch uut t ei.
Op e poten stoan, is n veurnoam ding
om veuruut te kommen ien t leven.
Toch het er de reis niet annommen. Noatuur
geft
gien redens woarom d’een aal en d’aander niet.
Aanboden diensten worden zelden eerd.
Et liekt t löt van de helper, lös van wat een
aalmoal zigt wat der neudeg wezen mag:
hulp bieden kennen, mor gien uutkomst.
Uitkomst
Als eieren na 21 dagen niet uitkomen, zijn ze
onvruchtbaar.
Maar wat als je nog een kuikentje in ‘t ei hoort?
Kom er toch uit, dacht ik nog, daarom ik wou
helpen.
Ik maakte een gaatje in de dop, brak wat stukjes af.
Was de schaal hard, het beestje zwak?
Hoe dan ook, ‘t kuikentje kroop toch uit het ei.
Op de poten staan, is heel belangrijk
om vooruit te komen in ‘t leven.
Toch heeft hij het niet gered. Natuur geeft
geen redenen waarom d’een wel en d’ander niet.
Aangeboden diensten worden zelden op waarde
geschat.
Het lijkt het lot van de helper, los van wat iemand allemaal ziet wat er nodig zou kunnen zijn:
hulp kunnen bieden, maar geen uitkomst.
Surprise
Soms beleef ik iets bijzonders, dan ben ik helemaal flabbergasted.
Tot iemand mij zei dat hem dat verbaasde, want ik zag er stunned uit.
Ik vroeg of hij verbijsterd bedoelde, maar het was echt stunned,
misschien met een zweem van dumbfound, opperde hij.
Zelf ging ik denken aan astonished maar dat vond hij ongeloofwaardig.
Vragend keek hij me aan, dan was het volgens hem meer blown away.
Maar dat komt bij mij meer over als overdonderd en dat was ik niet.
Waarop hij me vroeg of ik sprakeloos was.
Hallo, dacht ik, waar zie je voor mij aan? Alsof ik letterlijk
niet uit mijn woorden kan komen. Maar dat bedoelde hij niet.
Het gaat er volgens hem om hoe ik aan mijn woorden kom.
Hij vindt zoals ik alles formuleer oprecht verbazingwekkend.
Dit is een totale verrassing, zei ik, zeg maar een soort van surprise
maar dan anders. Hem leek het meer een understatement.