Archief
Ivo van Strijtem - De vrolijke tijd
‘De vrolijke tijd’ van Ivo van Strijtem brengt volgens Peter Vermaat gevarieerde kost op tafel: ‘Zowel de liefde, het (latere) leven, de dood, het kwaad in de wereld als de poëzie worden bezongen in overwegend rijmloze, maar bij tijd en wijle ritmische verzen, waarbij het niet zozeer de taal zelf is, als wel de ongezegde woorden die beelden oproepen die de dichter voor de lezer voor het oprapen legt.’
Wat Maakt Een Gedicht Goed? (56)
Een serie die wekelijks een antwoord probeert te geven op de vraag Wat Maakt Een Gedicht Goed? Kun je zo’n vraag wel beantwoorden? En toch gaan we het iedereen vragen. Het zesenvijftigste antwoord komt van Debby Hertsenberg.
Esther Jansma - De spronglaag
Wim Platvoet voelt zich niet betrokken bij ‘De spronglaag’ van Esther Jansma: ‘De anekdotische jeugdherinneringen worden op een nogal directe manier in bizarre sprookjesachtige teksten verteld, maar de verwijzing naar werkelijk gebeurtenissen blijft steeds pijnlijk voelbaar. In die zin blijven de prozaïsche teksten, die grofweg de helft van de bundel beslaan, steken in de metaforische onmiddellijkheid van hun beschrijving. Het blijven daardoor mededelingen over een verschrikkelijke jeugd waar de lezer buiten blijft staan.’
Nieuwsbrief 31 / 28 augustus
Meander Live
Op 14 september: de eerste ‘Meander Live’ in het Luxor Theater in Zutphen, met Esther Jansma in de hoofdrol. Zij leest haar onlangs verschenen bundel ‘De spronglaag’ in zijn geheel voor. Als hij niet was gestopt als recensent had Hans Puper deze bundel graag besproken. In deze column vertelt hij waarom.
Jelle Jan Klinkert
Ook als je niet helemaal thuis bent in de psalmen, ervaar je dezen als gedichten op zich: muzikaal, met een prettig ritme, beeldrijk. Dit langlopend project van Jelle Jan Klinkert is een bewonderenswaardig initiatief. Een voorpublicatie vandaag van de op handen zijnde bundel met 150 psalmen. Poëzie is de muziek van de taal, aldus deze dichter.
Interview Hans Puper
Hans Puper neemt na acht jaar en 250 (!) recensies verder, afscheid als recensent, hij blijft wel zijn columns schrijven. Zijn naam is in de afgelopen jaren een begrip geworden in de poëziewereld. Zijn mening doet ertoe. Hij wist zijn publiek te enthousiasmeren voor poëzie, een recensent in hart nieren. Janine Jongsma ging in gesprek met hem.
Interview Cora de Vos
Een enkel woord, zoals 'trekhaakdichtheid' kan Cora de Vos prikkelen tot schrijven. Vogelaars, die zich massaal op een zeldzame steppekiekendief in een platgespoten weiland storten, doen dat ook. Of Donald Trump, geraniums en een goudvis in de kom. Als het om poëzie gaat, voelt ze zich vaak nog onervaren maar ze is allesbehalve dom, het ambachtelijk ploeteren is vallen en opstaan.
Babeth Fonchie Fotchind - Plooi
Peter Vermaat vindt in de debuutbundel ‘Plooi’ van Babeth Fonchie Fotchind, van alles terug, maar geen poëzie: ‘Het gebruik van parlando (nogal eens in babbelmodus) en de reportage-achtige beschrijving van gebeurtenissen is eigentijds en zal het waarschijnlijk goed doen op bepaalde podia. De taal brengt de lezer echter nergens in verwarring, doet geen pijn, reikt niet naar meer en vooral buiten wat er staat.’
Wat Maakt Een Gedicht Goed? (55)
Een serie die wekelijks een antwoord probeert te geven op de vraag Wat Maakt Een Gedicht Goed? Kun je zo’n vraag wel beantwoorden? En toch gaan we het iedereen vragen. Het vijfenvijftigste antwoord komt van Dinie Sophie Fintelman.
H.C. ten Berge - Een kinderoog
Johan Reijmerink bespreekt in een longread de bundel ‘Een kinderoog’ van H.C. ten Berge: ‘Hoe gelukkig kun je zijn en worden in tijden van oorlog, schaarste en wederopbouw na de Tweede Wereldoorlog? Hij verwoordt de kantelmomenten van zijn geestelijke en fysieke ontwikkeling als kind. Het gaat niet alleen om de vervreemdende wereld buiten de ik, maar ook om de veranderende wereld in hemzelf. Ten Berge kiest voor verhalende poëzie, verdeeld over vijf grote afdelingen die in essentie nog zoveel dubbelzinnigheid in zich dragen dat ze meer zijn dan een beknopt prozaverhaal.’
Nieuwsbrief 30 / 21 augustus
Zijn eerste werkelijke gedicht
Hans Franse herlas het wonderschone liefdesgedicht, ‘Chanson à madame’, van P.C. Hooft. Misschien wel het eerste persoonlijke liefdesgedicht uit onze literatuur. Het ontroerde hem. Wat is de zin van kennis en feitelijkheden als je de prachtig geformuleerde liefdesklacht van een groot dichter kunt lezen in een Nederlands zo mooi, zo zuiver, zo geresigneerd, maar tegelijkertijd zo verdrietig?
Wim Vandeleene
De gedichten van Wim Vandeleene zeggen zoveel meer. De dichter als ‘ader die de kroost voedt’, ‘boekhouder van de inboedel’, ‘zesde zintuig dat iets toevoegt aan het geheugen van handen’. Natuurlijk benoemt zij hem ‘tot nieuwe man’ en zijn wij bereid tot het vertolken van alle andere rollen. De maan houdt haar getijden op gang, de dichter doet hetzelfde.
Albert Hagenaars - Pelgrimsgrond
Douwe Wilts bespreekt in zijn eerste recensie voor Meander de bundel ‘Pelgrimsgrond’ van Albert Hagenaars. Hij is gefascineerd door de poëzie van Hagenaars: ‘Hij laat een onrustige pelgrim aan het woord die steeds maar weer nieuwe plekken zoekt – en vindt – om naar toe te pelgrimeren. Hagenaars is een uitstekende kunstenaar. Hij leert mij dichters, schilders, componisten, al of niet bestaande geliefden, bedevaartsplaatsen en idolen kennen en ik ga van ze houden. Het is een ode aan de wereld met haar oneindig uitvouwbare werkelijkheid.’
Interview Anneruth Wibaut
Anneruth Wibaut publiceerde dit jaar tegelijkertijd een autobiografische roman en een dichtbundel onder de titel ‘Toen mijn vader mij maakte’. Marten Janse sprak met haar over proza en poëzie. ‘Dichten is dienen, is woorden om leegte vouwen’, schrijft Anneruth in haar bundel. Maar het is ook leuk om te knutselen met taal, het is niet altijd zo heftig!
Jan Graafland - De snoek en de kat
Æde de Jong is in zijn eerste recensie voor Meander niet onder de indruk van de poëzie in ‘De snoek en de kat’ van Jan Graafland: ‘Het merendeel van de bundel bestaat uit observaties die de ik-persoon doet in de tuin, verwoord in kneuterig proza dat zo gerangschikt is dat het op een gedicht moet lijken. Er is te veel sprake van ongebreidelde sentimentaliteit, die te weinig met vakmanschap is bewerkt tot voor anderen behapbare gedichten.’
Wat Maakt Een Gedicht Goed? (54)
Een serie die wekelijks een antwoord probeert te geven op de vraag Wat Maakt Een Gedicht Goed? Kun je zo’n vraag wel beantwoorden? En toch gaan we het iedereen vragen. Het vierenvijftigste antwoord komt van Rolluf van Laar.
Bashõ's Sarumino - Een regenjas voor het aapje
Een speciale longread vandaag over de integrale vertaling van Bashõ’s ‘Sarumino’, oftewel ‘Een regenjas voor het aapje’, door gastrecensent en (haiku) dichter Hendrik-Jan de Wit: ‘’Henk Akkermans en Wim Boot vullen met hun vertaling de grote leemte die er was voor elke haikuliefhebber in Nederland. Eindelijk is de ‘Sarumino’ integraal vertaald in het Nederlands. En wat voor een vertaling: een voorbeeldig, wetenschappelijk geschoeide en uitbundige vertaling. Het boek bevat geen woord teveel en laat zien dat de Japanse poëzie een enorme meerwaarde geeft.’’
Nieuwsbrief 29 / 14 augustus
James Dean en de lompheid
Rogier de Jong had altijd meer met de prozaïst Campert dan met de dichter. Eén verhaal is hem zijn hele leven bijgebleven: ‘James Dean en het verdriet’. Dat komt meer door die sterke verhandeling over verdriet en beeldreligie, dan door de ‘luchtige’ klankkast die wie weet ook nog een spiegelpaleis is. Inmiddels is Lamento gelezen….en ontdekt hij ook de dichter Campert.
Instagram en poëzie (2)
Juist de poëzie buiten het boek heeft al heel lang de interesse van Wouter van Heiningen. Dus ook poëzie en de social media. Met de komst van Instagram is er op dit gebied een extra dimensie bij gekomen. Heel veel jonge dichters zien Instagram als het podium om zich poëtisch te uiten. Deel 2 van een serie over Instapoëzie.
Andy Fierens - De Trompetten van Toetanchamon
Een longread vandaag van Marc Bruynseraede over ‘De Trompetten van Toetanchamon’, de laatste bundel van Andy Fierens. ‘Een poëzie die klaar, verstaanbaar is, in prozastijl geschreven, en, qua inhoud, studentikoos, sarcastisch, kleurrijk en inventief-explosief overkomt. Af en toe wat teveel show en ietwat overdone, maar lekker liggend in het gehoor en, ja, grappig ook. Onder de mantel van luchthartigheid en knap dichtwerk schuilt echter een hoop ellende.’
Interview Frank Diamand
Dichter Frank Diamand is als filmmaker een ogen-mens. Iemand die constant kijkt en dat gaat zelfs terug tot hem als kind van vier, vijf. Hij denkt zelden na over het proces van schrijven maar het staat in zijn gedicht ‘Sublimeren’. Ook in dit interview het nog niet gepubliceerde gedicht ‘Wennen lukt niet’, geschreven drie dagen na de verjaardag van zijn overleden geliefde E.