Archief
Maria Barnas - Diamant zonder r
Maria Barnas onderzoekt in ‘Diamant zonder r’ haar Poolse voorgeschiedenis. Johan Reijmerink zegt hierover: ‘’Deze bundel mag als een schitterende ‘diamant’ worden toegevoegd aan de eigenzinnige verzameling die Barnas tot nu toe heeft geschreven. Haar Poolse wolf heeft nu definitief een plaats verworven binnen haar meervoudige identiteit die nog altijd in volle beweging is.’’
Wat Maakt Een Gedicht Goed? (59)
Een serie die wekelijks een antwoord probeert te geven op de vraag Wat Maakt Een Gedicht Goed? Kun je zo’n vraag wel beantwoorden? En toch gaan we het iedereen vragen. Het negenenvijftigste antwoord komt van Pieter Sierdsma.
Roland van den Bergh - kleine heuvel
Kamiel Choi is niet onder de indruk van ‘kleine heuvel’, de bundel van dichter en uitgever Roland van den Bergh: ‘’Volgens zijn website is hij ‘gewoon iemand die ergens wat zit te dichten’ en gaat het om de ‘talige objecten die we gedichten noemen’ die kunnen aanzetten tot tweespraak met de lezer. Op sommige momenten is me die tweespraak gelukt, namelijk waar de auteur de beelden voor zichzelf laat spreken.’’
Nieuwsbrief 34 / 18 september
Een landjonker 1970
In een van de mooiste uren in het zwervend bestaan van Hans Franse stond hij voor de Wildenborch, het landhuis waar Staring woonde, met een forse Donjon op het 18eeuwse huis. Hij zag de dichter zitten aan een flakkerend haardvuur, Horatius lezend of aan de vijver dat prachtige lyrische gedicht schrijven, ‘Wij schuilden onder het dropp’lend lover gedooken aan een plas.... ‘
Klassieker 263 : Paul Demets – Zoönose (2)
Paul Demets schreef nét voor de coronacrisis 'Zoönose (2)', een gedicht over dieren en mensen én een kano. Ondanks het romantisch, idyllisch cachet hangt er onheil in de lucht. Joost Dancet bespreekt.
Bianca Boer - Vaste grond
In ‘Vaste grond’ van Bianca Boer treffen we gedichten aan die traditioneel van vorm zijn. Herbert Mouwen noemt de inhoud: markant. ‘’De directe beschrijvingen van de waarnemingen transformeren geregeld tot een opvallende metafoor, ook als ze doodgewone, alledaagse zaken behelzen die met eenvoudig woordgebruik gepresenteerd worden. Ook die poëzie bestaat en ‘nog altijd zien andere mensen dat’. ‘’
Interview H.C. ten Berge
Hans Puper interviewde H.C. ten Berge over zijn nieuwe bundel ‘Een kinderoog’. Ten Berge: ‘De herinnering als zodanig berust op een werkelijkheid van toen: van de vijf onderwijzende broeders – die uitstekend lesgaven – waren er twee die zich aan pedofilie schuldig maakten.’
Emma Crebolder - Uitlichten
Peter Vermaat merkt op dat de gedichten in ‘Uitlichten’ van Emma Crebolder weinig aan de verbeelding overlaten: ‘Mogelijk kan een tachtigjarige de zware hamer van de taal niet meer voortdurend optillen en laten vallen, wellicht weegt een woord al snel teveel om het nog van het blad te kunnen vegen, wie weet zingt een melodie nog in je hoofd waarbij je alle klanken al verloren bent.’
Wat Maakt Een Gedicht Goed? (58)
Een serie die wekelijks een antwoord probeert te geven op de vraag Wat Maakt Een Gedicht Goed? Kun je zo’n vraag wel beantwoorden? En toch gaan we het iedereen vragen. Het achtenvijftigste antwoord komt van Onno-Sven Tromp.
Peter van Lier - Minieme gebaren/Minym ferweech
In de bundel ‘Minieme gebaren/Minym ferweech’ van Peter van Lier zijn de gedichten ook vertaald in het Fries. Maurice Broere buigt zich over de Nederlandstalige gedichten: ‘Peter van Lier laat je kijken naar de natuur en je omgeving. De neerslag van het kijken vind je terug in de gedichten die hij op een eigen manier vormgeeft door woorden een plaats te geven die je als lezer niet verwacht. Die plaatsing is wel functioneel, omdat het spanning geeft in het vers en omdat woorden extra nadruk krijgen.’
Nieuwsbrief 33 / 11 september
Poëticale parochies
‘Onze dichtkunst is een soort Mesopotamië geworden’, aldus Rogier de Jong, ‘het tweestromenland waarin ooit Babylonië lag – het land dat zo verwaand was dat het door God werd gestraft met een spraakverwarring.’ De calvinistische hang naar matigheid en ‘ontbeelding’ zit diep in ons dna. De uitdrukking ‘verbeeld je maar niets’ spreekt boekdelen. De literatuur, en met name de poëzie, is voor die soberheid niet gespaard gebleven.
Mysterie der poëzie en mystificatie der poëten, volgens de sociëteit van Jezus
Marc Bruynseraede in een vermakelijke column over onze vraag Wat Maakt Een Gedicht Goed? Met behulp van de Jezuïeten, Libert vander kerken, een wit konijn en een hoge hoed, wat mosterd, lost hij het mysterie op: 'Poëzie is, in essentie, verborgen schoonheid.' Meanderende gedachtenkronkels misschien, schone schijn wellicht, een achterpoortje waardoor juffrouw A. nog net weet te ontkomen.
Edwin de Groot - Neus tegen het glas
In ‘Neus tegen het glas’ van Edwin de Groot, staat de natuur centraal. Ivan Sacharov merkt dat de dichter een passie heeft voor het gewone. ‘Ik denk – met mijn neus tegen het glas – dat er veel leuks en interessants in deze gedichten te vinden is. Maar vlijmscherp zijn ze niet. Daarvoor schiet de dichter te vaak uit de bocht.’
Interview Kim Longwood
Kim Longwood schrijft al meer dan 15 jaar korte proza, poëzie en artikelen. Met haar kennis van kunst en literatuur brengt zij graag realiteit, avontuur en fantasie samen. In haar werk zit droge humor, romantiek en pijn. Haar hyperactief brein kent maar één soort therapie. Ook runt zij het online kunst- en cultuurplatform deFINERTHINGSclub. Annet Zaagsma sprak met haar.
Tania Verhelst - U kunt uw lichaam hier achterlaten
In ‘U kunt uw lichaam hier achterlaten’, de tweede bundel van Tania Verhelst, staan verrassende gedichten volgens Hettie Marzak. ‘Verhelst gebruikt haar poëzie om inzicht te verkrijgen in de wereld en deze overzichtelijk te maken, in een poging oncontroleerbare dingen in de hand te houden. Daarbij heeft ze, omdat ze tevens beeldend kunstenaar is, een goed oog voor kleine dingen en kan ze haar waarneming vervolgens volledig omkeren. Het is poëzie zoals poëzie moet zijn.’
Wat Maakt Een Gedicht Goed? (57)
Een serie die wekelijks een antwoord probeert te geven op de vraag Wat Maakt Een Gedicht Goed? Kun je zo’n vraag wel beantwoorden? En toch gaan we het iedereen vragen. Het zevenenvijftigste antwoord komt van Mariet Lems.
Anne Provoost – Krop
Herbert Mouwen bespreekt het debuut ‘Krop’ van Anne Provoost. Hij vindt het een dichtbundel voor fijnproevers en volhouders: ‘Haar gedichten zijn heel direct en ook zorgvuldig en compleet uitgewerkt. Toch laten een aantal gedichten mij als lezer ontsporen, de weg kwijtraken. In veel gevallen weet ik de draad weer op te pakken, maar een enkele keer haak ik definitief af.
Nieuwsbrief 32 / 4 september
Screensaver
Als beste stuurman heeft Jan Loogman een advies voor het ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening. Het is ook geschikt voor andere ministeries, provinciebesturen en gemeenten, kortom voor alle overheidsapparaten. Hij haalt de klassieker ‘Politics and the English language’ van George Orwell uit 1946 aan, installeer deze regels als screensaver! Het tij kan gekeerd worden!
Liesbeth V. Hafenrichter
Liesbeth V. Hafenrichter geeft een van haar gedichten de titel “Alleen maar even laten weten dat ik ongedeerd ben”, zoals je op de sociale media kunt aangeven dat je – hoewel in oorlogsgebied of noodsituatie – er toch nog bent. Ook poëzie schrijven is een update van je status en tegelijkertijd een troost in bange uren, een bericht aan elk thuisfront.
Marijke Hanegraaf - Bestaansbegeerte
Johan Reijmerink is onder de indruk van ‘Bestaansbegeerte’, de nieuwste bundel van Marijke Hanegraaf. In de bundel draait het om identiteit: ‘Hanegraaf heeft een hoogst interessante bundel geschreven, die rijk aan subtiele beelden, rijp en wijs van taal, gelaagd aan werkelijkheden is, passend bij het wijkend en wisselend perspectief van de identiteit. Het zich onderdeel te weten van de natuur en daarin een tevredenheid te vinden geeft aan deze bundel een universele want religieuze kwaliteit.’
Interview Pieter Sierdsma
De herhaling van de dagen en wat daarin gebeurt stelt dichter Pieter Sierdsma gerust. Gaandeweg kristalliseert zich in zijn gedichten een wereld uit, die dichtbij is maar ook veraf. Hij zou zijn poëzie geen nadere kwalificatie willen geven, ook geen ‘tijdloze poëzie’. Godzijdank dat er poëziewebsites, sociale media zijn, want anders bestond hij als dichter niet, verzucht hij.