Klassiekers
Meander klassiekers
Besprekingen van de beste gedichten van de bekendste Nederlandse en Vlaamse dichters van na 1880.
Klassieker 241: Staf Rummens – American Rabbits
‘American Rabbits’ van Staf Rummens is een speels gedicht met een serieuze en nog altijd actuele ondertoon. Een gedicht van een jonge dichter in de jaren vijftig, die naar zijn eigen stem zoekt. Romain John van de Maele laat in zijn eerste bijdrage aan de Klassiekers zien, hoe we ook de toon van de door Rummens bewonderde Paul van Ostaijen nog in bepaalde aspecten van het gedicht terug kunnen horen.
Klassieker 240: Christine D'haen – Daimoon megas
‘Daimoon megas’ van Christine D'haen is een rijk gedicht, vol verwijzingen. Compromisloos geschreven, want ‘al het daimonische staat tussen het goddelijke en het sterfelijke in’. Hettie Marzak deelt de associaties die het gedicht oproept, en ziet ondanks alle bitterheid en leegte (het veelvuldige 'het is niets') toch een teder einde.
Meander Klassieker 239: Jan van Nijlen – Winter op het land
Terwijl we vandaag volgens de astronomische kalender de winter achter ons laten, blikken we nog één keer terug met ‘Winter op het land’ van Jan van Nijlen. Ruim een eeuw geleden geschreven, toen de winters –zeker op het Vlaamse platteland– nog veel indringender ervaren werden. Pieter M. van Sterkenburg bespreekt dit pareltje van een bijna vergeten dichter.
Klassieker 238: Frank Koenegracht – 1975
Het gedicht ‘1975’ van Frank Koenegracht oogt bedrieglijk eenvoudig. Een beknopte kenschets van een tijdsbeeld in tien regels, met een hilarisch einde. Bij de analyse van het gedicht stuitte Jeroen van den Heuvel op twee verwante gedichten, die elk op een eigen manier diepgang verschaffen aan de lezing van het gedicht. Drie klassiekers voor de prijs van één.
Klassieker 237: Jules Deelder – Spartaans gedicht
In Rotterdam is het ‘Spartaans gedicht’ van Jules Deelder al lang een Klassieker. Na zijn plotselinge dood, vlak voor Kerstmis, werden her en der regels uit het gedicht aangehaald. Dat maakte Eric van Loo nieuwsgierig naar het gehele gedicht. Het bespreken van dit gedicht leek hem een mooie manier om de nachtburgemeester nog een keer in het zonnetje te zetten.
Klassieker 236: Marije Langelaar – Stoel
Het gedicht ‘Stoel’ van Marije Langelaar is hard op weg een klassieker te worden, aldus Joost Dancet in zijn enthousiaste bespreking. De dichter neemt de lezer mee in een bijzonder hallucinant moment. Daarbij gebruikt zij effectief diverse poëtische technieken, zoals enjambementen en het weglaten of juist gebruiken van leestekens. Zodoende weet Langelaar de lezer deelachtig te maken aan een bijzondere, welhaast mystieke ervaring.
Klassieker 235: Gust Gils – zeer verlaten reiziger
Gust Gils is de derde dichter uit de groep rond het Vlaamse tijdschrift gard-sivik waar Jan Buijsse een bespreking aan wijdt. Het gedicht 'zeer verlaten reiziger' geeft een nuchter maar nietsontziend verslag van vernietiging. Om nooit te vergeten.
Klassieker 234: N.E.M. Pareau – De sidderrog
Herman Jan Scheltema (1906 –1981) gold als een markante hoogleraar rechtsgeschiedenis aan de Rijksuniversiteit Groningen. Vooral op jongere leeftijd publiceerde hij poëzie, onder het pseudoniem N.E.M. Pareau. Voor Pieter M. van Sterkenburg is ‘De sidderrog’ een bijzonder gedicht. Een klassiek sonnet, op het eerste gezicht wat archaïsch en bedaard. Maar leest u vooral door: het venijn zit hem in de staart.
Klassieker 233: Chr. J. van Geel – Lichtval
Zoals in zoveel gedichten van Chr. J. van Geel speelt de natuur een grote rol in het hier besproken ‘Lichtval’. Geen eenvoudig gedicht. Van Geel kan vaak kort van stof zijn, hoewel hij zijn taal hier minder heeft ingedikt. René Leverink blaast de regels nieuw leven in.