Archief
Nieuwsbrief 22 / 26 mei
Hier leit Poot...
Wie er vandaag het internet op naslaat constateert dat dichter Hubert Kornelisz Poot allerminst vergeten is. Het predicaat ‘meest bekende’ siert nog steeds zijn naam. Zelf kent Wopke van der Lei niemand die Poot nog leest, maar dat geldt ook voor veel andere dichters. Interessant blijft de vraag of Poot door de jaren heen zijn reputatie ook zonder zijn smartelijke biografie had behouden.
Monique Leferink op Reinink
Wie regels maakt als ‘Hoe je begint. Eerst zijn er wolken, een vlucht ganzen /stel je je de liefde voor’ en ‘Schurend komen we tot stilstand / in onze handen het vlies van de tijd.’ hoeft niet te twijfelen aan de kracht van haar woorden, de betekenis van poëzie en de reikwijdte van haar ontroering.
Het commentaar van Edward Hoornaert
Vandaag ga ik in gesprek met dichter Edward Hoornaert. We praten over de recensie van zijn bundel 'Weten welke huid je aan moet', door Peter Vermaat. Hoornaert liet zich bij deze bundel inspireren door Nietzsches filosofie van het ‘Leib’. Hij geeft aan dat hij bij de eerste lezing vooral gecharmeerd was door de manier waarop Peter Vermaat een filosofisch kader gebruikt om toegang te vinden tot de kern van de bundel. Het commentaar van Edward Hoornaert.
Interview Yanaika Zomer
Ouder wordt helpt, Yanaika Zomer heeft geen zin meer in onzin. ‘Je kunt niet maken wat je zelf niet bent. Je kunt beter worden en je horizon verbreden, maar je kunt nooit jezelf uit je gedichten schrijven. Ik heb me er maar bij neergelegd dat ik andere dichters mag bewonderen en me mag laten inspireren, maar het uiteindelijk met mezelf moet doen.’
Maaike de Wolf - De dansvloer is van iedereen
Peter Vermaat is niet in het minst onder de indruk van ‘De dansvloer is van iedereen’, het debuut van Maaike de Wolf: ‘De teksten kunnen afkomstig zijn uit een willekeurig brein, via een doelloze hand doorgebriefd aan een anoniem toetsenbord. De Wolf riskeert niets, dwingt tot niets, vleit of vloekt niet, bezweert of bespot niets en uiteindelijk loopt het nog niet af ook.’
Interview Ko van Geemert
In de serie ‘gesprekken met Meandermedewerkers’ het vierenvijftigste gesprek, met Ko van Geemert. ‘Poëzie en muziek bieden me troost en doen me realiseren dat ik niet de enige ben die het leven moeilijk te leven vindt.’ Hij schrijft graag over poëzie, liefst kort en krachtig, zonder poeha. Dat kan goed in de vorm van een column.

Bloemlezing - de 44 beste gedichten van de Herman de Coninckprijs
Ook dit jaar is er de bloemlezing met 'de 44 beste gedichten van de Herman de Coninckprijs 2024'. Hettie Marzak vindt dat de bundel een mooi overzicht geeft van alles wat de poëzie momenteel te bieden heeft. Je betaalt voor de aanschaf ervan € 5, -. Marzak vraagt zich af wat je daar tegenwoordig nog voor koopt en ze geeft zelf het antwoord: 'In dit geval de toegang tot een oneindige wereld van gevoel, van zowel de dichter als de lezer.'
Nieuwsbrief 21 / 19 mei
Als de zomer eens komt
Hans Franse houdt erg van ‘petite histoire’, de geschiedenis van kleine mensen soms in een grootse tijd. Een mooi voorbeeld van een door de tijdgeest beïnvloede poëzie werd hem toegezonden door Eelco van der Waals, een vriend uit de Haagse Kunstkring. Hij publiceerde zeven gedichten van zijn oma Willy Swarts (1892-1988), geschreven tussen 1916 en 1919. Hier haar handschrift.
Klassieker 281 : Rutger Kopland – De god in mijn hersenen
'De god in mijn hersenen' van Rutger Kopland (1934 - 2012) is een raadselachtig, speels en ironisch gedicht over een fundamentele levensvraag. Rogier de Jong las het gedicht aandachtig.
Daan Doesborgh - Moet het zo
Ivan Sacharov is zeer te spreken over de bundel, ‘Moet het zo’, van Daan Doesborgh. De dichter verkent en bevraagt de mogelijkheden van het gedicht. ‘’De dichter lijkt geïnspireerd door ‘Het lied der dwaze bijen’, van Nijhoff, voor de omlijsting.’’ Sommige gedichten drukken het hetzelfde verlangen uit dat sprak uit de gedichten van Nijhoff. Sacharov vindt sommige van de gedichten echte pronkstukken.
Interview Hans Franse
Hans Franse was vijftien toen hij zijn eerste gedicht schreef. In zijn onlangs verschenen bundel ‘Zelfportret met woord’ heeft hij een van zijn oudste gedichten opgenomen, het ‘Nooit meer zomer’, waarin hij het sterven en de begrafenis van zijn moeder beschrijft. Een gesprek met een recensent en columnist die zichzelf als lyricus beschouwt en zich liever ‘letterkundige’ dan ‘dichter’ noemt.

Jan van de Ven - Welbeschouwd
Jan van de Ven (1936) begon pas na zijn pensioen met het schrijven van gedichten. Uiteindelijk zijn deze gedichten nu gebundeld in 'Welbeschouwd'. We zijn bekend met de vele amateurdichters die in eigen beheer hun bundel uitgeven, maar soms springt er eentje bescheiden bovenuit. Het voelt als een poëtisch dagboek. Hans Franse zegt over de dichter: 'Zijn werk is bewonderenswaardig helder, zo openstaand voor emoties, zo kwetsbaar ook en mystiek.'

Hazina
De gedichten van Hazina overtuigen vanwege de sfeer die ze oproepen, de mysterieuze relatie van het lyrisch ik tot een ander. Reizen en heimwee en zinnen als ‘de hemel is hier groter / en lichter tegelijk / hangt hoger / ruikt anders’. Verlangen en niet zeker weten, ‘voor ik weet of ik links of rechts / zal ik kunnen zeggen of ik terugkom’.
Eric Vandenwyngaerden - Dagen van Glas
Vandaag de eerste recensie van Iris van de Wetering. Ze bespreekt de bundel ‘Dagen van glas’, van Eric Vandenwyngaerden: ‘Dat dichters woorden gebruiken om de wereld om zich heen te verkennen en te ‘snappen’ is niet vreemd. Maar Vandenwyngaerden lijkt dit enigszins anders aan te pakken, wil hij de wereld wel snappen? Hij lijkt de wereld niet voortdurend te willen veranderen, hij lijkt het ook niet beter te weten.’
Nieuwsbrief 20 / 12 mei

Kunst en afgunst
Een praktische reden voor schrijversafgunst is – vermoedt Rogier de Jong – dat je aandacht en succes niet kunt afdwingen. Naast talent en een vlotte pen zijn er veel grillige factoren die welslagen en bekendheid bepalen. Geluk en een fotogeniek voorkomen horen daar misschien bij, maar vooral de gunfactor. Eigenlijk wordt succes je gegund. Afgunst is het tegenovergestelde van gunst.
Waar een busreis toe leiden kan
Marc Bruynseraede herinnert zich Max Nord en Ton Luiting die inmiddels het tijdelijke met het eeuwige verwisseld hebben en van de bus zijn afgestapt. Een busreis naar Antwerpen leidde langs literaire omzwervingen, door de woelige wateren des levens, tot bij de eindbestemming: het antiquariaat, waar de schrijfsels van onze recensent en columnist mét opdracht een zinvol bestaan leiden.

Het commentaar van Kamiel Choi
Kamiel Choi voelt zich als recensent een gast in de wereld van de dichter. Het schrijven van een recensie ervaart hij als een bevrijding. Waarom spreekt het recenseren van poëzie hem zo aan? Het commentaar van Kamiel Choi.
Interview Christine Van den Hove
‘Over dat verwende leven van mij’, zegt Christine Van den Hove, ‘ligt een duistere laag, een soort hardnekkige mist.’ Het schrijven werpt licht op dat leven, het helpt haar begrijpen waarom ze hier en nu leeft, en het brengt ook licht ìn haar leven, het lucht op, het geeft haar voldoening en soms zelfs plezier. Ze voelt zich nog steeds meer poëziestudent dan dichter.
Michiel J. Ris - Broersgedicht
In de debuutbundel van Michiel J. Ris, ‘Broersgedicht’, is de rode draad het verhaal van twee broers, de ene is militair en de ander het lyrisch ik. Ris maakt veel gebruik van Oudgriekse dichtvormen. Jeroen van Wijk ging er maar een goed voor zitten en schreef er een longread over. Het spreekt hem aan hoe Ris hedendaagse thema’s in een klassiek jasje presenteert.

Kinderpoëzie (X)
Lang niet alle gedichten in deze serie zijn voor kinderen alleen geschreven. Geen volwassene zal zich er te groot voor voelen. Dus eigenlijk is dit een verzameling Gedichten voor alle leeftijden. Ontdek de wereld erin! Vandaag met werk van T. van Deel, Ienne Biemans en Margriet Breet.
Margreet Schouwenaar - Dat ijsberen eieren eten
Peter Vermaat zegt dat Margreet Schouwenaar in haar bundel ‘Dat ijsberen eieren eten’, heel veel poëzie geeft: ‘Door de gemiddelde lengte van de gedichten vraagt ze vooraf wel iets van de lezer, met name degene met koudwatervrees. Er is een zee, waar je in moet durven te duiken om vervolgens te merken dat je ook onder water gewoon ademen kunt. Schouwenaar schrijft met veel schakeringen, beweegt mee op het ritme van de taal en laat de klanken als wieren en koralen hun haastloze gebaren maken.’