Archief
Eerdere klassiekers
De reeks Klassiekers is in 2000 opgezet door Joop Leibbrand. Onder zijn redactie verschenen in 15 jaar 196 besprekingen. Na zijn overlijden heeft Eric van Loo zijn redactiewerk overgenomen. De oorspronkelijke website is voorjaar 2019 uit de lucht gegaan. De klassiekers worden geleidelijk aan overgezet naar de Meanderwebsite.
Klassieker 1: M. Vasalis – Aan een boom in het Vondelpark
Met de bespreking van een gedicht van M. Vasalis openden Elly Woltjes en Joop Leibbrand voorjaar 2000 de reeks Klassiekers.
Klassieker 2: Jean Pierre Rawie – Interieur
De dichter Jean Pierre Rawie gunt in dit sonnet de lezer een blik in zijn interieur. Het is letterlijk en figuurlijk een binnenruimte, waarin, behalve voor de dichter zelf, alleen plaats is voor de door hem bewonderde schrijvers en dichters. Elly Woltjes en Joop Leibbrand ontrafelen voor ons dit ultieme sonnet: ‘éen rijm, en het verscheurd heelal wordt heel’.
Klassieker 3: Jan Kal – Mont Ventoux
In de tweede klassieker bespreekt Joop Leibbrand de wedergeboorte van het sonnet, aan de hand van een gedicht van Jan Kal.
Klassieker 4: Jan Emmens – Voor de kade
‘Voor de kade’ staat in de bundel ‘Kunst en vliegwerk’ van Jan Emmens. Het gedicht zelf loopt over van kunst- en vliegwerk: meeuwen, wind en stukjes brood. Een licht moralistische gedicht, dat onze aandacht vestigt op het geluk van het kind-zijn. Joop Leibbrand vindt het een ‘zalig’ gedicht.
Klassieker 5: M. Vasalis – Streng en aanbiddend kijkt zij in mijn ogen
In de vijfde Klassieker opnieuw aandacht voor een gedicht van Vasalis. Haar gedichten ogen vaak bedrieglijk eenvoudig. Elly Woltjes en Joop Leibbrand laten zien, hoe de verstechniek de inhoud op een fijnzinnige wijze ondersteunt.
Klassieker 6: Simon Vinkenoog – Ver als de horizon ben je
Het gedicht ‘Ver als de horizon ben je’ van Simon Vinkenoog is niet eenduidig te interpreteren. Volgens Elly Woltjes en Joop Leibbrand ontstaat de betekenis pas in het hoofd van de lezer: “maar alleen als die bereid is om net als Vinkenoog het experiment met de taal aan te gaan.” Een mooi voorbeeld van de vernieuwende poëzie van de De Beweging van Vijftig (1949-1954).
Klassieker 7: Gerrit Achterberg – Dryade
Voor de lezer van vandaag behoeft het gedicht ‘Dryade’ van Gerrit Achterberg de nodige toelichting. Al is het maar, omdat de titel met zijn mythologische connotaties een belangrijke sleutel tot het gedicht vormt. Elly Woltjes en Joop Leibbrand helpen de lezer op weg.
Klassieker 8: Gerard Reve – Wiegelied
Elly Woltjes en Joop Leibbrand staan stil bij ‘Wiegelied’ van Gerard Reve uit ‘Nader tot U. Een liefelijke titel voor een allesbehalve liefelijk gedicht. Het verhaalt over de worsteling van de schrijver met zichzelf, met zijn geloof, met God en mensen.
Klassieker 9: Paul van Ostaijen – Melopee
Rik Wouters staat uitgebreid stil bij een gedicht van Paul van Ostaijen dat een en al stilstand ademt, een uiterst trage beweging. Met een hoofdrol voor de witregel.
Klassieker 10: Hanny Michaelis – Het kind
Het gedicht ‘Het kind’ van Hanny Michaelis ademt een existentialistisch levensgevoel dat gekleurd is door de Tweede Wereldoorlog, die bij het schrijven van het gedicht nog vers in de herinnering lag. In een droombeeld ziet de dichteres het kind dat de ‘wij’ uit het gedicht nooit zullen bezitten, spelen in de zon. Een analyse door Elly Woltjes en Joop Leibbrand.
Klassieker 11: J.C. Bloem – De nachtegalen
‘De nachtegalen’ van J.C. Bloem behoort met vier regels tot zijn kortste gedichten. Pim Heuvel laat zien, dat het zeker geen niemendalletje is. ‘De nachtegalen’ is een gedicht dat verhaalt van verlangen – misschien wel de centrale thematiek in Bloems werk.
Klassieker 12: Gerrit Achterberg – Verzoendag
Het gedicht ‘Verzoendag’, dat Gerrit Achterberg in 1949 publiceerde, staat bol van Bijbelse connotaties, die voor de schrijver en zijn tijdgenoten nog vanzelfsprekend waren. Joop Leibbrand gaat in deze relatieve lange bespreking diep in op de Bijbelse achtergronden: “In laatste instantie blijkt Verzoendag de neerslag van een mystieke ervaring te zijn.”
Klassieker 13: Hans Warren – Bekentenis
Het gedicht ‘Bekentenis’ ademt een sfeer van terugkijken. Hans Warren was bijna 80 toen Elly Woltjes deze Klassieker schreef – hij zou een paar maanden later overlijden. Maar schijn bedriegt: ondanks de gedragen toon is ‘Bekentenis’ terug te vinden in Warrens eerste bundel, die verscheen toen hij pas 24 jaar was.
Klassieker 14: E. du Perron – Het kind dat wij waren
Het is opvallend, in hoeveel van de vroege Klassiekers een kind voorkomt. ‘Het kind dat wij waren’ is één van de bekendste gedichten van E. du Perron, en lijkt een mooi voorbeeld van een Petrarcaans sonnet. Pim Heuvel laat zien, dat de dichter zich bij deze vorm toch de nodige vrijheden veroorlooft.
Klassieker 15: P. C. Boutens - De maan is al boven de seringen
‘De maan is al boven de seringen’ klinkt bijzonder idyllisch. Schotelt Boutens de lezer slechts een ultieme romantische ervaring voor? Joop Leibbrand laat zien, dat er veel meer speelt in dit gedicht.
Klassieker 16: H. Roland Holst - "Ook ik ben omstreeks 't midden mijner jaren"
In deze bespreking laat Elly Woltjes niet alleen zien, hoe het gedicht ‘Ook ik ben omstreeks 't midden mijner jaren’ van H. Roland Holst aansluit bij het beroemde fragment uit Dantes Inferno, maar ook hoe het een weerslag is van de persoonlijke situatie en levensloop van de dichteres.
Klassieker 17: H. Roland Holst – De zachte krachten…
Na de bespreking van ‘Ook ik ben omstreeks 't midden mijner jaren’ door Elly Woltjes (Meander Klassieker 16) presenteert Pim Heuvel een ander gedicht van Henriette Roland Holst. De openingsregel ‘De zachte krachten zullen zeker winnen’ kan als de lijfspreuk van H. Roland Holst – en misschien wel van haar generatie – worden opgevat.
Klassieker 18: W. Elsschot – Bij het doodsbed van een kind
In ‘Bij het doodsbed van een kind’ beschrijft W. Elsschot een indringende gebeurtenis. Volgens Pim Heuvel en Joop Leibbrand toont Elsschot zich in dit gedicht de wegbereider van de moderne spreektaal in de poëzie: “Aan dit gedicht is alle pathetiek vreemd, maar de eenvoudige toon maakt de onmacht en het mededogen van de dichter des te sterker voelbaar.”
Klassieker 19: J.H. Leopold – Staren door het raam
Henk Ruijsch noemt ‘Staren door het raam’ van J.H. Leopold een zeer muzikaal gedicht: het is fraai qua dichtvorm en enjambement, “maar toch is dit allemaal ondergeschikt aan het beeld, aan het symbolisme in dit gedicht.”
Klassieker 20: Han G. Hoekstra – De ceder
Het gedicht ‘De ceder’ van Han G. Hoekstra is –inmiddels ruim 70 jaar na dato– nog altijd bijzonder populair. De lichte toonzetting en de rondeelvorm dragen daar zeker aan bij. Pim Heuvel raakt in zijn bespreking een belangrijk thema: het begrip werkelijkheid in de kunst.
Klassieker 21: Paul Rodenko – Het beeld
Rutger H. Cornets de Groot reageert op de bespreking van ‘De Ceder’ van Han Hoekstra door Paul Rodenko's 'Het beeld' te presenteren: “Thematisch verwant met 'De ceder', maar inhoudelijk veel interessanter, want vervuld van meer realiteitszin.”
Klassieker 22: Anna Blaman – De spin
Anna Blaman ontving in 1957 de P.C. Hooftprijs voor verhalend proza. Haar poëzie werd bij leven slechts verspreid gepubliceerd. Joop Leibbrand geniet van de energieke vitaliteit van ‘De spin’. Hij weerlegt daarbij de constatering dat Anna Blaman ’van de literaire aardbodem verdwenen’ is. Haar tegendraadse werk mocht en mag er zijn.
Klassieker 23: Martinus Nijhoff – Moeder
De debuutbundel van Martinus Nijhoff eindigt met maar liefst drie gedichten over de moederfiguur. Het laatste gedicht is getiteld ‘Moeder’ en is een herinnering aan de gestorven moeder - bijna twintig jaar voordat hij haar in ‘De moeder de vrouw’ zou aanroepen. Pim Heuvel roemt de precisie en de eenvoud in de taal van de jonge Nijhoff.