LITERAIR E-MAGAZINE VOOR NEDERLANDSTALIGE POËZIE

Klassiekers

Meander klassiekers

Besprekingen van de beste gedichten van de bekendste Nederlandse en Vlaamse dichters van na 1880.

Klassieker 74: Gerrit Krol - Roodborstje
Klassieker 74: Gerrit Krol - Roodborstje
In deze bijdrage van Inge Boulonois aandacht voor een gedicht van Gerrit Krol, die kort na het verschijnen van deze Klassieker een eredoctoraat aan de Vrije Universiteit kreeg, een onderscheiding die als volgt werd gemotiveerd: 'Het werk van Krol wordt in hoge mate gekenmerkt door een bijzondere stijl en compositie, maar het is vooral vanwege zijn open belangstelling voor allerlei wetenschapsgebieden, voor het fenomeen wetenschap op zichzelf en voor de relatie tussen wetenschap en literatuur dat de Vrije Universiteit hem deze eretitel toekent.'
Klassieker 73: Eva Gerlach – Lievelingsdieren
Klassieker 73: Eva Gerlach – Lievelingsdieren
Volgens Edith de Gilde kan 'Lievelingsdieren' van Eva Gerlach als een schakel tussen haar oudere en nieuwere werk worden gezien. Een rijk gedicht, met een ongebruikelijk onderwerp: de pissebed. Gezien door de ogen van een kind, verwoord door een rijpe dichter.
Klassieker 72: Neeltje Maria Min – mijn moeder is mijn naam vergeten
Klassieker 72: Neeltje Maria Min – mijn moeder is mijn naam vergeten
Met het gedicht ‘mijn moeder is mijn naam vergeten’ verwierf Neeltje Maria Min in één klap een sterrenstatus in de Nederlandse letteren. Inge Boulonois was op jonge leeftijd al getroffen door dit gedicht, en probeert veertig jaar later te achterhalen waar de kracht ligt van dit op het oog zo eenvoudige vers.
Klassieker 71: Leo Vroman – Voor wie dit leest
Klassieker 71: Leo Vroman – Voor wie dit leest
Leo Vromans beroemde gedicht ‘Voor wie dit leest’ laat zich in eerste instantie als een intieme brief lezen. Maar er is meer: ‘De dichter zoekt contact met de lezer. Er is echter afstand tussen dichter en lezer.’ Allies Ligtvoet laat zien, dat het ook aan de lezer is, om die afstand te overbruggen.
Klassieker 70: Patty Scholten - De olifant
Klassieker 70: Patty Scholten - De olifant
'De olifant' van Patty Scholten is volgens Inge Boulonois terecht opgenomen in ‘De mooiste sonnetten van Nederland en Vlaanderen’ (Bert Bakker, 2002). De analyse eindigt met een toegift: ‘Verliefde olifanten’, even in English translation.
Klassieker 69: Gerrit Achterberg – Fotografie
Klassieker 69: Gerrit Achterberg – Fotografie
Het gedicht ‘Fotografie’ van Gerrit Achterberg maakt op het eerste gezicht een romantische, dromerige indruk. Rutger H. Cornets de Groot gaat niet voorbij aan de donkere kanten van het gedicht en alles wat op de achtergrond meeklinkt. Hoe dan ook: “Achterbergs poëzie is een poging om zijn geliefde te ontmoeten in de taal.” Daar is ‘Fotografie’ een klinkend voorbeeld van.
Klassieker 68: Gerrit Komrij - Een gedicht
Klassieker 68: Gerrit Komrij - Een gedicht
Het heeft Gerrit Komrij altijd gestoken, dat hij meer faam heeft verworven als poëziecriticus en bloemlezer dan als dichter. Het gedicht ‘Een gedicht’ uit zijn debuutbundel is behoorlijk provocerend. Alsof poëzie nergens over gaat. Inge Boulonois bespreekt de twaalf genummerde regels.
Klassieker 67: Geerten Gossaert – Het brandende wrak
Klassieker 67: Geerten Gossaert – Het brandende wrak
Carel Gerretson (1884 – 1958) kreeg in 1950 de Constantijn Huygensprijs voor zijn gehele oeuvre, wat voornamelijk uit historische en politieke essays bestond. Onder het pseudoniem Geerten Gossaert publiceerde hij één dichtbundel, 'Experimenten', die vele malen herdrukt werd in uitgebreide en herziene vorm. Herbert Mouwen koos hieruit ‘Het brandende wrak’, waarin zijn voortreffelijke verstechniek, met aandacht voor metrum, ritme en rijm, schitterend naar voren komt. ‘Een gedicht van de zee, die de dichter ervaart als een plaats van indrukwekkende schoonheid en een onmetelijke ruimte.’
Klassieker 66: Hans Andreus - Laatste gedicht
Klassieker 66: Hans Andreus - Laatste gedicht
Met het sonnet 'Laatste gedicht', het slotgedicht van de bundel ‘Laatste gedichten’ (1977), sluit Hans Andreus zijn dichtersleven af. Edith de Gilde bespreekt dit gedicht voor ons: “In 'Laatste gedicht' wordt niet aan 'dat licht / van mij, van jou' getwijfeld, maar wel is er de schrik voor de laatste stap, het vallen in het onverhoeds onnoemelijke.”