Archief
Anna de Bruyckere – Voor permanente bewoning
De poëzie van Anna de Bruyckere in haar debuutbundel ‘Voor permanente bewoning ’bestaat inhoudelijk vooral uit denklijnen, die enerzijds zorgvuldig volgens een particulier denkpatroon opgebouwd zijn, anderzijds alle kanten ‘uitwaaieren’, volgens Herbert Mouwen: ‘Ogenschijnlijk lijken de gedichten over concrete zaken te gaan, maar ze hebben een hoog abstractieniveau. De conclusie moet dan ook zijn dat deze bundel vooral poëzie voor denkers bevat, misschien wel voor ingewijden. De gedichten zijn niet zo toegankelijk voor de lezer.’
Wat kun je leren van dichter en docent Tsead Bruinja? (2)
Veel mensen kennen Bruinja wel als dichter en als Dichter des Vaderlands, maar weten niet dat hij een betrokken schrijfdocent is. Sterker nog: Bruinja’s eigen ontwikkeling is beïnvloed door zijn docentschap. Wat vindt hij belangrijk om mee te geven? Waar let hij op? Mirthe Smeets met Bruinja over zijn visies als docent.
Poëzie Kort - 2020 / 6
De laatste Poëzie Kort van dit jaar met recensies van vijf bundels: Klimaatdichters - 'Zwemlessen voor later' (Janine Jongsma) Jozef Deleu (redactie) - 'Het Liegend Konijn 2020 / 2' (Hans Puper) Adriana Ivanova - 'Zuurstof' (Janine Jongsma) Roger De Neef - 'De gedichten voor Marinette' (Marc Bruynseraede) Taalpodium Emmen - 'Lichtvoetig IV' (Janine Jongsma)
Jan van Peer
Met een zin als “in de gespalkte tijd van deze nacht” of bij het noemen van de rijpe frambozen en de sneeuwwitte lakens, het dunne lange licht dat nog juist op tijd naar binnen glijdt en de wens van het thuiskomen van de afwezige, schetst dichter Jan van Peer een ontroerend beeld van verstild verlangen.
Arnoud van Adrichem - Het failliet
Na het lezen van ‘Het failliet’ van Arnoud van Adrichem kijkt de lezer naar de lege hemel en vraagt zich af wat hij gelezen heeft, volgens Peter Vermaat: ‘Woorden tollen nog wat rond in zijn herinnering, de essentie lijkt zich aan zijn greep te ontglippen als aan handen die zijn ingesmeerd met teveel zonnebrandcrème. Doordat bepaalde begrippen en woorden regelmatig terugkeren, maar steeds in een juist ander verband, ervaar je als lezer dat je je in een labyrint bevindt, waarvan het niet de bedoeling is om eruit te komen.’
Nieuwsbrief 43 / 22 november
Wilke en Jacobus
Na lezing van zijn column over het tragische leven van Hidde Puper wist een hem tot dan toe onbekende verre nicht het telefoonnummer van Hans Puper te achterhalen. Zij vertelde hem over het minstens zo tragische leven van Hiddes jongere tweelingbroers Wilke en Jacobus.
Klassieker 245: Hans Faverey - Man & dolphin / mens en dolfijn
Als er één dier is waarmee we verbaal in communicatie zouden kunnen treden, dan is het de dolfijn. Hans Faverey (1933 – 1990) deed daartoe een intrigerende poging in zijn bundel 'Gedichten 2' (1972). Dirk Rodenburg vindt die cyclus 'Man & dolphin / mens en dolfijn' een geestige, absurde monoloog waarvan het hilarische juist in de herhaling zit.
Koleka Putuma - Collectief geheugenverlies
Johan Reijmerink bespreekt in deze longread de spraakmakende bundel ‘Collectief geheugenverlies’ van Koleka Putuma die hij een natuurtalent noemt: ‘Omdat Putuma haar politiek-maatschappelijk engagement in haar persoonlijke ontwikkeling weet te verankeren levert het doorleefde en betrokken poëzie op die wereldomspannend is en om gerechtigheid vraagt. Ze beweegt zich uiterst vrij in haar omgang met versvormen, zinslengtes en strofeomvang.’
"Het spelen met taal is ... een tweede (en soms zelfs eerste) natuur geworden"
Wim Meyles mag zich een jaar lang Nederlands Kampioen Light Verse noemen. Van zijn hand zijn inmiddels al vijfentwintig boeken verschenen. Van jongs af aan speelde hij met taal. Hij is docent in hart en nieren en houdt ervan liefhebbers van taalhumor een steuntje in de rug te geven bij de overstap van lezen naar schrijven.
Frank Báez - Gisteren droomde ik dat ik een dj was
Bescheidenheid en de twijfel aan zijn eigen dichterschap lopen als een rode draad door de bundel ‘Gisteren droomde ik dat ik een DJ was’ van Frank Báez. Hettie Marzak over zijn gedichten: ‘Ze worden vooral gekenmerkt door eenvoud van taal: deze dichter houdt niet van plechtstatigheid. Geen literaire kunstjes, geen quasi-intellectuele frasen, geen retoriek. Doe maar gewoon, zegt Báez. Dit alles in gewone taal, alsof hij rechtstreeks tegen je praat in een gesprek aan de bar.’
Anne E. Karelse
Een publicatie van een paar jaar geleden noemde ze ‘huishoudelijke gedichten’ maar Anne E. Karelse beperkt zich niet tot het huishoudelijke. Een boom of het frietkot, de snelweg bij Antwerpen of een familielid, het vallen van de gele regen of het blozen van de een, het is allemaal poëzie van de hoogste orde.
Simon Oosting - DC … en dichterbij / DC … en tichterby
Hans Puper over ‘DC … en dichterbij / DC … en tichterby’, de tweetalige bundel van de Friese dichter Simon Oosting: ''Zijn poëzie is schijnbaar eenvoudig; zo eenvoudig dat je moet oppassen niet over dingen heen te lezen. Vaak lijken zijn gedichten nuchter, observerend, maar dat is schijn. Juist daardoor raken de gedichten je; meestal tenminste. ‘Het hart is bonzend en niet hier’, schreef Bloem en dat lezen we bij Oosting tussen de regels.''
Nieuwsbrief 42 / 15 november
Schrijven doet pijn
Het zevende boek van columnist Hans Franse gaat over het leven van zijn zus, een oorlogsbruid die in 1946 trouwde met een Canadees. Het gaat ook over zijn eigen ontwikkeling in relatie tot haar. Een simpel onderwerp, dacht hij. Eerst werd het een opsomming van feiten, later kwamen daar de emoties bij. Toen moest er nog een beginzin komen….
Anne Marie de Wit
Sterke observaties met ontroering en humor en daar dan poëzie van maken, dat doet Anne Marie de Wit. Schrijven is het derde oog of het zoveelste zintuig. Een herinnering wordt levend, een flard van een gesprek komt boven, het is een wonder en toch ook weer heel gewoon.
Frank van Pamelen - Bravogeroep en enthousiast gefluit
Recensent Inge Boulonois: ‘’Dichter-cabaretier Frank van Pamelen staat 25 jaar in het theater. Zijn nieuwe bundel bevat een overzicht van zijn poëtische oeuvre. Voelbaar dichtplezier en puntige vindingrijkheid spatten van de pagina’s af. Dit verzamelwerk bevat een bewonderenswaardige variatie in onderwerpen en versvormen. ‘Bravogeroep en enthousiast gefluit’ is een boek dat verre van gauw 'op' raakt.’’
"Neem de poëzie weg en we kunnen mensen meteen door robots vervangen"
In de serie ‘gesprekken met Meandermedewerkers’ het negenentwintigste gesprek, met recensent Marc Bruynseraede. Gedachten en gevoelens accentueren, verduidelijken zoals een mode-ontwerper zijn modellen kleedt of ontkleedt met stoffen, kleuren en vormen, zo doet een recensie dat met woorden. Dit alles, omdat communicatie belangrijk is en verrijkend en omdat goede poëzie ook die aandacht verdient.
Peter Prins - de Stad de Dystopie
‘de Stad de Dystopie’ van Peter Prins is eerder fotografisch dan tekstueel. Ivan Sacharov aan het woord: ‘’Alleen de titel al: met zo’n woord als ‘Dystopie’. Een omgekeerde utopie eigenlijk: geen onverwezenlijkbaar droombeeld, maar een (verwezenlijkte) nachtmerrie of hel. Hier ook nog met een hoofdletter geschreven, alsof het om de naam gaat van een specifieke plaats. Maar dat verandert niets aan het feit dat ik er toch een beetje moeite mee heb om ruim 40 gedichten lang eenzelfde soort indrukken voorgeschoteld te krijgen.’’
De favorieten van Truus Roeygens
In de serie "favorieten van Meandermedewerkers" presenteert Truus Roeygens haar drie lievelingsgedichten. Zij koos voor werk van de dichters Ingrid Jonker, Alja Spaan en Radna Fabias.
J.V. Neylen - En niet bij machte
De omslag van de bundel ‘En niet bij machte’ van J.V. Neylen ziet er stemmig uit volgens Paul Roelofsen en oogt niet als een debuut: ‘’Maar bij het lezen van de eerste gedichten blijft van de genoemde stemmigheid weinig over. De dichter gaat in het eerste hoofdstuk meteen vol op het orgel met titelloze gedichten waarin zinnen vol ‘Sturm und Drang’ worden geventileerd en waarin zij zich fel afzet tegen conventies en taboes.’’
Nieuwsbrief 41 / 8 november
Hoe meer je weet hoe meer je ziet
De vaste columnist van deze tweede zondag in de maand, Karel Wasch, is ziek, daarom vandaag een column van recensent Johan Reijmerink. Over de pretentie van de recensent/criticus via o.a. Henk van Os en Joost de Vries, het populisme op het terrein van de kunsten en het ter discussie staan van de wetenschap naar het onlangs verschenen boek van Reijmerink zelf.
Christophe Ywaska
Christophe Ywaska veinst een schrijver die de wereld rondom hem en in de medemens probeert te vatten, zegt hij in zijn profiel, maar het is een echte dichter die zinnen maakt als “het naadloze spreken op rantsoen” of “hij stilt zonlicht tot een vogel op de muur”. Doen alsof is er niet bij. Ademloos volgen we hem.