Archief
De jonggestorven dichters van Jürgen Smit
Jürgen smit houdt een buitengewoon boeiend weblog bij over jonggestorven dichters. Sander de Vaan vroeg hem waar die belangstelling voor deze onfortuinlijke groep poëten vandaan komt.
Nieuwe gedichten van Ruud Offermans
Tijdens een stage in het tropisch regenwoud van Guyana ging Ruud Offermans gedichten schrijven. In 1998 resulteerde dat in de bundel In het midden van de stilte' (Fantastikè, Maastricht). In 2009 is de bundel Aan de andere kant van de winter uitgekomen, een bloemlezing uit 16 jaar dichten.
De zee is een weg
Tania Corrèa Alegria werd in Brazilië geboren maar woont tegenwoordig in Lissabon. Ze studeerde rechten en Sociale Wetenschappen en werkte in de maritieme transportsector. In 2008 publiceerde ze de tweetalige Spaans-Portugese bundel InVerso en in 2010 het Spaanstalige Memorial de Exorcismos.
Fa Claes vertaalde een aantal van haar gedichten en Sander de Vaan had een mailgesprek met de Braziliaanse, die zich prima thuisvoelt in haar ‘nieuwe’ vaderland Portugal.
Gedichten
Tania Alegria
ZELFS LACHEN DOET PIJN
Die droefheid is zelfs niet behandelbaar.
Als endogene en kwaadaardige cel
sticht ze wisselvalligheden in mijn uren,
slaat in mijn aders, ondergronds,
bij het pompen van de systole van de tijd
om de gang der dagen vooruit te duwen.
Ik weet niet wanneer ze kwam, niet hoe, niet vanwaar,
of iemand ze met de hand tot aan mijn oevers bracht;
de jaren die aan hun juk zijn gebonden sleepten haar mee
of ze kwam op haar voeten, geslepen en hebzuchtig,
meegesleurd door de gal van mijn stigma’s.
Zeker is dat de voorkant van de klokken primeert
en het touw rond mijn nek snoert
met haar ogen van afgrond,
haar handen van metaaldraad.
Onder haar
Gedichten
Marijke Hanegraaf
Een ster, een kind
Schemering zet licht op een hoogwerker
een gave ster en grijpbaar.
In de duisternis ontstaat een oude vraag:
hoort bij de ster een kind?
Zo’n kind gezien
vanuit een hemelsblauwe trein
met care erop jagend langs grijze seinen
door de winter van Europa
met aan de route een versleten hek
ademend in zijn hangslot
zo’n kind dat zwaait
naar het geratel in de avond
een porseleinen pop
tot barstens in de armen.
Gedichten Ruud Offermans
Ruud Offermans
Lente
Limburgs landschap in het ginder
plukjes wit tegen een helling
de eerste bloesem van het jaar
ze versieren het landschap
bloemen doen me denken aan thuis
aan overal waar we zijn gebleven
Lieke Marsman - Wat ik mijzelf graag voorhoud
'Lieke Marsman is twintig. Als ze de rest van haar leven iedere twee à drie jaar een bundel produceert, zit er een oeuvre van tientallen bundels in. Wat een rijkdom zal dat zijn voor de Nederlandse poëzie.' Aldus Bouke Vlierhuis aan het slot van zijn bespreking van Wat ik mijzelf graag voorhoud.
Klassieker 141: Marnix Gijsen - De krantenvrouw
Karin Doornik bespreekt 'De krantenvrouw' van Marnix Gysen. Wij worden als lezer meegenomen naar een tafereel in een stad bij nacht, we zoomen als het ware in op die ene straat in een onbekende stad die tegelijkertijd elke stad kan zijn. Dit hele gedicht gaat over de vergeefsheid van de boodschap van Jezus in het Nieuwe Testament, de mensen horen en zien de verkondigingen in de Bijbel niet. Tot zover de zedenles. Tegelijkertijd kunnen we in dit gedicht ook de toekomstige agnosticus zien die Gijsen later zou worden.
Marc Tritsmans - Studie van de schaduw
Tritsmans is zich voluit bewust van de vergankelijkheid van dit leven. Met zijn dichterschap probeert hij zich te weer te stellen tegen de moeite die het bestaan hem geeft. Wie ben ik? Waarom ben ik hier? Waarnaar ben ik op weg? Twijfel, scepsis, maar ook momenten van hoop, het zoeken naar de heilige graal, telkens opnieuw weer. Er zit vaart in zijn gedichten. Ze intrigeren. Hoewel het allemaal al eens gezegd is, weet Tritsmans je mee te nemen in zijn existentiële excursies, zo stelt Johan Reijmerink in zijn bespreking van Studie van de schaduw.
Bernlef - Kanttekeningen
Plato zocht naar kennis waaraan men niet behoeft te twijfelen. Zij is niet in deze wereld, maar voorbij deze wereld, in het Rijk der Ideeën of Vormen. Wij mensen dragen het onveranderlijke wezen van de dingen, zoals de kleur, de liefde, de schoonheid, de zuiverheid nog rudimentair in ons. Bernlef heeft in zijn nieuwe bundel Kanttekeningenzijn ideeën over fundamentele verschijnselen, gewaarwordingen en ervaringen in krachtige gedichten bijeengebracht. Ze lijken, zo stelt Johan Reijmerink vast, zijn kleine ideeënleer in kort bestek te bevatten.
'Een spel moet je ernstig spelen'
In het jongste nummer van nY vielen Jeroen Dera de gedichten van Maarten van der Graaff (1987) op. Wie is deze dichter die de kitsch en het sentiment in zijn poëzie wil opzoeken?
Maren Mostert
Maren Mostert is dichter en vertaler. Momenteel is ze bezig met de vertaling van een dikke fantasyroman van Juliet Marillier.
Voor haar is poëzie ‘een ode aan de eenvoud: met weinig woorden veelzeggende beelden scheppen’. Uit de gedichten die zij pas geleden instuurde blijkt haar trouw aan deze opvatting.
Gedichten
Peter Swanborn
Draad
Een draad van glas hangt boven
het bed. Hij trilt en schittert, golft
langs kussens, lakens, over huid
naakt en doorzichtig, schermt af,
nodigt uit, maar heeft geen haast.
Lost hij op, straks, achter haar rug,
een ladder na de laatste drenkeling
binnengehaald? Of valt hij neer, wikkelt
het lijf dat achterblijft, klein en koud,
in windsels van onbreekbaar licht.
Gedichten
Maren Mostert
verlaten oord
boven de opgedroogde zee
een gebarsten woestijn
de meeuwen die blijven krijsen
en niemand die ze hoort
geen levende ziel sterft hier
een mooie dood
geen sterveling vindt hier
nog een teken van leven
alleen het zand schuurt
onverbiddelijk
langs verloren woorden
en verspilde tijd
zo naakt ben jij
zonder het te weten
Ik zou willen dat een gedicht nooit af is
Schrijver en journalist Peter Swanborn (1963) debuteerde in 2007 als dichter met Bij het zien van zijn lichaam, in de Contrabas-reeks. In 2009 publiceerde hij in opdracht van de Zeeuwse Slibreeks een bundel met liederen over verdronken Zeeuwen: Een koud bad. Bij uitgeverij Podium verscheen later dat jaar Tot ook ik verwaai, een bundel waarin Swanborn in 37 gedichten de voortschrijdende dementie van zijn moeder beschrijft. "Ik schrijf graag over een thema dat dichtbij ligt. De kunst is alleen om zo te schrijven dat het ook voor de lezer dichtbij komt. En het één komt niet uit het ander voort, integendeel. Je moet zelf eerst afstand nemen, wil de lezer jouw werk oo
Gedichten
Maarten van der Graaff
Brandende longen, schreeuwvogels
Hoofd zit vast in wat
brutaalweg nachten worden genoemd,
maar erg behendige, lichtgevende dingen zijn: ik vind
mij.
De lichamen van de goden worden vervuld, er
stort regenwater in de letter, luister!
Donkere nieuwsgierigheid is vrijgelaten uit de muil van de opwekkende natuurwetenschap.
Ik ben bang.
Ik heb het bestaan minder belangrijk gevonden en vervangen door brandende longen
schreeuwvogels: het zwijgen met de schroeven aan de
zijkant van de letter.
Ik zit neer, ik ben gevlucht tot aan de afgrijselijke lach van de zee.
Ik ga voor lange tijd op de open oceaan die opflakkert en terug naar de moerassen
waar een maaie
Erik Bindervoet - Het spook van de vrijheid
Erik Bindervoets Het spook van de vrijheid is volgens Bouke Vlierhuis een onevenwichtige bundel. Enerzijds laat Bindervoet zien dat hij een erudiet en vakkundig dichter is en levert hij een groot aantal interessante gedichten af, anderzijds staat er ook veel in deze bundel dat, hoe virtuoos ook, eigenlijk te 'dun' is.
Martijn Neggers - Tegen de draad
Podiumdichter Martijn Neggers gaat in Tegen de draad niet in alle gedichten voor het makkelijke succes van de staccatopoëzie. Als hij de blues zingt, bijvoorbeeld, en vooral als hij zich waagt aan een heuse roman.
Alexis de Roode - Gratis tijd voor iedereen
Gratis tijd voor iedereen, de nieuwe bundel van Alexis de Roode, is heel onderhoudend, maar heeft een misleidende titel. Er wordt geen tijd verstrekt op deze bladzijden, en al helemaal niet gratis. Ivan Sacharov gaat er gretig in op zoek naar gedichten met een 'bite'; het is even zoeken, maar hij vindt ze.
De Romein - Ode
Dichter De Romein had voor Ode het originele idee een lofzang op de vrouw te schrijven door als een beeldend kunstenaar te werken - live te dichten - met levende modellen. Helaas valt de uitwerking ervan tegen: 91 bladzijden lang krijgen we titelloze, smalle stukjes geknipt proza voorgeschoteld, een soort minimalisme dat slechts af en toe een beetje tot leven komt.
'Dat het niet puur chance is'
Lotte Dodion omschrijft zichzelf als "Een 23-jarige schrijfster en performer, met een diploma internationale politiek en interreligieuze dialoog en toch zo zot van taal als een eerstejaars student Germaanse talen. Iemand met veel stekels maar nog veel meer zachte plekken. Iemand die goed wil zijn in alles, weet dat dat niet kan maar het toch probeert. Veel te veel nadenkt. Iemand die zot wordt van schrijven, maar het ook niet laten kan. Een wereldverbeteraar van de realistische soort. Een piekeraar en toch to the point."
Gedichten
Paul Boagert
STIL
Gij aarzelt niet als ge wat zegt
en gij lijkt sprekend als ge zwijgt
op iemand die het beter weet.
Maar nu er nog wat braaksel hangt
als woorden aan uw lippen,
aan uw open mond, nu krijgt
gij het niet uitgelekt, niet uitgelegd.
Trager moet gij leren inhaleren
als ik uw natte lippen kus,
uw tong van kippenvel.
De huig moet nu geparfumeerd:
gij moet de opening van de verstuiver
in de mondholte houden en drukken
en slikken, niet stikken.
Gedichten
Lotte Dodion
BEDANKT VOOR DE BLOEMEN
Je bloemen tussen mijn knieën,
water gutsend uit de vaas,
ze verzuipen een beetje
in hun plantproduct.
Had je maar iets gegeven dat leefde,
naar adem hapte,
me zou aankijken
als ik er tegen praatte,
iets waarvan ik
het warm of koud zou krijgen.
Niet iets dat je doodmaakte
voor je het aan me gaf en nu
langzaam leegloopt onder mijn ogen,
als een tijdsbom tussen ons.
Nu is het bewezen,
we lopen zelf leeg in mekaar,
de wortels doorgeknipt,
losgetrokken.
Hoe harder we trekken,
hoe losser de bodem,
hoe meer grond
we aan elkaar verliezen.
Gedichten
Gerrit Pleiter
gedachten die ik niet hoef te denken
roep mij niet terug ik heb genoeg aan
mijn verwondering onderweg
door een land zonder wegenkaart
de stilte zingt op mijn trommelvliezen
overal herinneringen aan een huis
nergens woont de echo van een welkom
een hond die mij blaffend tegemoet springt
een vrouw lachend tussen tochtdeuren
gedachten die ik niet hoef te denken
liggen te spiegelen op verregende paden
ik ben doorschijnend van leegte
de wegen achter mijn rug zijn opgebroken
waarom dan de stem die indringend mij roept
de vierdaagse dood op te geven