Archief
Nieuwsbrief 11 / 13 maart
Apocalyps
De Apocalyps is een gedeelte van de Openbaring van Johannes uit het Nieuwe Testament. Begrijpelijkerwijze is de Apocalyps in onze tijd populair. Storm -onlangs hevig- milieurampen, ziekten, honger en geweld van Russen zijn aan de orde van de dag. De eindtijd lijkt nabij. Er zijn dichters, die zich nadrukkelijk hebben beziggehouden met de eindtijd net zoals onze Karel Wasch dat doet.
De favorieten van Jeanine Hoedemakers
In de serie "favorieten van Meandermedewerkers" presenteert Jeanine Hoedemakers haar drie lievelingsgedichten. Zij koos voor werk van de dichters Rutger Kopland, Hans Faverey en Alice Nahon.
Siel Verhanneman - Wat nu met het licht dat binnenvalt
‘’Siel Verhanneman geeft in haar bundel ‘Wat nu met het licht dat binnenvalt’ een stem aan haar rouwarbeid over het overlijden van haar vader en zuster, en het hervinden van zichzelf’’, aldus recensent Johan Reijmerink. Hij leest een dichter die haar innerlijk beleven tracht te verbinden aan de sociaal-maatschappelijke omgeving waarin ze leeft, waarbij de dood een zichtbaar gegeven en een sociaal gebeuren mag zijn. ‘’Verstaanbare en gelaagde poëzie die en metaforisch kracht bezit en bovenal een invoelbaar en lichtgeven inzicht in gedane rouwarbeid biedt.’’
"Ik heb het over troostende poëzie als onverhoopte uitkomst."
Ik wil mensen aanmoedigen om over poëzie te praten, zegt dichter, schrijver, socioloog Nicolas Van Herck. Veel van zijn gedichten gaan over tijdelijkheid. “Tijdelijkheid fascineert me ook op een poëtische manier: verdriet en troost gaan erbij hand in hand. Je moet vaak afscheid nemen, maar je krijgt ook de kans om vaak iets nieuws te ontdekken.“
Jonathan Griffioen - De (t)huiszittergod
In ‘De (t)huiszittergod’ van Jonathan Griffioen handelt het om de binnenwereld van iemand die gek is. Vanwege de geloofwaardigheid had de poëzie wellicht ruiger en rauwer gemogen, vindt Kamiel Choi. ‘De poëzie klinkt belangeloos Dat kan frustreren; de lezer zoekt tevergeefs naar betekenis en schakelt ten einde raad over op een asemische lezing. Wat dan overblijft is een enorme woordenvloed die een enkel mooi fragment op het strand van onze verbeelding spoelt.’
Wat Maakt Een Gedicht Goed? (35)
Een nieuwe serie die wekelijks een antwoord probeert te geven op de vraag Wat Maakt Een Gedicht Goed? Kun je zo’n vraag wel beantwoorden? De medewerkers van Meander zijn achtereenvolgens serieus, speels, poëtisch, humoristisch, streng, onderhoudend, kort, (iets) te lang, verlegen, duidelijk, zeker, geërgerd, motiverend, vluchtig of vragend. Het vijfendertigste antwoord komt van Wim Platvoet.
Johannes van der Sluis - Profane verlichting
‘Profane verlichting’, de derde bundel van Johannes van der Sluis, heeft een surrealistisch karakter. Hans Puper vindt de bundel niet sterk. ‘Er klinkt een echo door van Rotterdamse dichters als Cornelis Vaandrager, Frans Vogel en Jules Deelder, maar het ongeremde ontbreekt, ook bij zijn surrealisme.’ Bovendien zijn de gedichten volstrekt eenvormig, wat eentonigheid in de hand werkt.
Nieuwsbrief 10 / 6 maart
Wat daar nu ligt
Jan Loogman over de macht van poëzie en onze eigen onmacht. Misschien is het zoals Herman de Coninck schreef: ‘Zoals je tegen een ziek dochtertje zegt: /mijn miniatuurmensje, mijn zelfgemaakt / verdrietje, en het helpt niet; / zoals je een hand op haar hete voorhoofdje / legt, zo dun als sneeuw gaat liggen,/ en het helpt niet:// zo helpt poëzie’.
Emma Acke
Het is duidelijk dat Emma Acke ‘stevig gebeten is door psychoanalyse’, zoals ze zelf zegt. Met zinnen als ‘reikhalzen naar waar jij / als oninvulbaar bewaart’ of ‘zo laat de pauw op haar hoogdagen / de holste eieren los houdt haar jongen / onverzadigd’ en vervolgens ‘met stiltes belangstelling wekt’ moeten ook wij eraan geloven.
Nisrine Mbarki - Oeverloos
Peter Vermaat bespreekt de debuutbundel 'Oeverloos' van Nisrine Mbarki: 'De thema’s moederschap, familieverbanden en afkomst, maar ook zeker taal, identiteit als mens, als vrouw en als dichter, doordesemen de gedichten in deze bundel. Alles houdt verband met alles en de taal wordt meestal breeduit over de pagina afgedrukt. We hebben hier niet te maken met een dichter die bezig is met kleine gedachten op nog kleinere goudschaaltjes, integendeel: regelmatig gaat het van dik hout zaagt men planken.'
"Poëzie schrijven is kloppen op een nagel, iedere bundel steeds dieper."
‘Archeoloog-dichter’ Toon Vanlaere schrijft over onmacht, ‘ik vul een lacune op met alle vezels van mijn lijf’. Zijn recente bundel, ‘Schreeuw mijn aarde’, helpt hem om geen pessimist te worden. ‘Want dat wil ik niet. Poëzie is een manier om dit leven te overleven, de absurditeit te slikken of zelfs te omarmen. Optimisme zonder hoop. Met een klein schopje wat aarde scheppen.’
Marieke Lucas Rijneveld - Komijnsplitsers
Volgens Marc Bruynseraede kun je de poëzie in ‘Komijnsplitsers’ van Marieke Lucas Rijneveld, enkel als een natuurverschijnsel ondergaan. Rijneveld onderzoekt wat het betekent om te wonen in een huis, in jezelf en in verhoudingen tot anderen. ‘Terwijl Marieke Lucas aan het klussen is, wordt niet alleen het kunne, het lijf, het huis, maar meteen de hele woonomgeving en leefwereld mee vertimmerd. De taalvondsten en -pirouettes in deze bundel bekijk je enigszins als wonderlijke acrobatische trapezenummers in het circus, waarbij je af en toe de adem moet inhouden.’ Een longread.
Wat Maakt Een Gedicht Goed? (34)
Een nieuwe serie die wekelijks een antwoord probeert te geven op de vraag Wat Maakt Een Gedicht Goed? Kun je zo’n vraag wel beantwoorden? De medewerkers van Meander zijn achtereenvolgens serieus, speels, poëtisch, humoristisch, streng, onderhoudend, kort, (iets) te lang, verlegen, duidelijk, zeker, geërgerd, motiverend, vluchtig of vragend. Het vierendertigste antwoord komt van Jan Runhardt.
Anton Korteweg - Enfin
In de jubileumuitgave ‘Enfin’ van Anton Korteweg, treft Herbert Mouwen bijzondere en vermakelijke poëzie aan: ‘Anton Korteweg wordt niet voor niets de meester van de ironie genoemd. Er is vrijwel geen gedicht in de bundel waar ik niet om heb moeten (glim)lachen. Hij is geen komische, maar meer een humoristische dichter die het tragische met het komische in zijn gedichten verbindt. Korteweg is een kundig dichter, hij heeft oog voor zijn voorgangers en hun poëzie en maakt gebruik van hun werk.’
Nieuwsbrief 9 / 27 februari
Dagen
Er zijn dichters die heel ver gaan om bekend te worden: zij doen er alles aan zichzelf en hun poëzie ‘in de markt te zetten’ door te netwerken en zich binnen trends net genoeg van hun concurrenten te onderscheiden om als uniek beschouwd te worden. Hun volstrekte tegendeel is Kees Engelhart, die in stilte werkt aan een episch gedicht, dat zo’n 50.000 regels moet gaan tellen. De februari-column van Hans Puper.
De favorieten van Jinze de Klerk
In de serie "favorieten van Meandermedewerkers" presenteert Jinze de Klerk zijn drie lievelingsgedichten. Hij koos voor werk van de dichters Paul Celan, Victor Vroomkoning en Pieter Boskma.
Senne Bogaerts - De vochtige slapeloosheid
Jeanine Hoedemakers is als babyboomer onder de indruk van millennial Senne Bogaerts, die met ‘De vochtige slapeloosheid’ zijn debuut maakt. De pakkende titels zijn gedichten op zich en er gebeurt veel in deze gedichten.‘Bogaerts schrijft poëzie op twee manieren: dikwijls zit de poëzie in de originele beschrijvingen en de soms welhaast kinderlijke gedachtekronkels, vaak ook zit hij verborgen tussen de regels.’
"Schrijven is voor mij volledige vrijheid."
Op 25 januari kwam de nieuwe bundel uit van Joris Miedema, 'De oneindige oester'. Poëzie fungeert voor hem inmiddels als een levenslijn. Het liefst wil hij alles in beweging laten komen, zelfs de dood. De waanzin is voor hem juist elke dag en poëzie een soort saus die je er nog overheen giet om hem behapbaar te maken.
Stefaan Pauwels - Nog iets dat ik weet over jou
Marc Bruynseraede verdiepte zich in de debuutbundel ‘Nog iets dat ik weet over jou’ van Stefaan Pauwels: ‘Hij toont een rijk arsenaal aan beelden en verbeelding, aan taalkracht en aan achterliggend decor van beleving en belezenheid. Zijn verzen zitten goed in mekaar, al roepen ze soms vreemde werelden op, maar in dichtkunst is een en ander toegelaten.'
Wat Maakt Een Gedicht Goed? (33)
Een nieuwe serie die wekelijks een antwoord probeert te geven op de vraag Wat Maakt Een Gedicht Goed? Kun je zo’n vraag wel beantwoorden? De medewerkers van Meander zijn achtereenvolgens serieus, speels, poëtisch, humoristisch, streng, onderhoudend, kort, (iets) te lang, verlegen, duidelijk, zeker, geërgerd, motiverend, vluchtig of vragend. Het drieëndertigste antwoord komt van Jeanine Hoedemakers.
René van Loenen - Surplace
Marc Eyck vindt in de nieuwe bundel van René van Loenen, 'Surplace', gedichten die vertraging gebruiken om poëtisch voordeel te behalen. Hoewel Van Loenens taalgebruik in vorige bundels ook wel geduid werd als eendimensionaal, lijkt de dichter zich met deze bundel te revancheren. Het taalgebruik in deze bundel is eenvoudig en transparant, en roept op deze manier herkenning op. Toch mist de recensent 'de worsteling met de mooi beschreven ervaringen of overdenkingen. De gedichten schuren niet, gaan je niet onder de huid zitten.'