Archief
Johanna Pas, Lies Colman, Koen Broos – Voor mij alleen
Maurice Broere bespreekt ‘Voor mij alleen’ van Johanna Pas, Lies Colman en Koen Broos, respectievelijk dichter, pianiste en fotograaf. Een bijzondere en verzorgde uitgave geïnspireerd op het leven en de muziek van de Belgische componist Guillaume Lekeu. Wat betreft de gedichten stelt Broere: ‘Enerzijds zijn ze helder en begrijpelijk, anderzijds blijft veel vaag.’ Dit, in combinatie met de geringe hoeveelheid gedichten, stelt hem enigszins teleur.
Geert Jan Beeckman
Met regels als ‘Laten wij het houden op een zee. / Om verbeelding niet af te leren. / Om bij je herinneringen te komen. / Om over jezelf iets te weten maar nooit / een idee te hebben van altijd.’ raakt dichter Geert Jan Beeckman ons, nodigt ons uit nogmaals te lezen. ‘Morgen doen we wat de dichter schreef mijn lief’.
Elmar Kuiper - Blauwe hanen
Tom Veys noemt ‘Blauwe hanen’ van Elmar Kuiper: fijnproeverswerk voor de literaire lezer. Hij is onder de indruk van deze bundel die vogels en pijn als leidmotieven heeft. Hij zegt erover: ‘Deze dichter kan perfect pijn onder woorden brengen. Elmar Kuiper is meesterlijk in zijn beelden, een taalwonder, die het vernuft heeft om hardheid om te zetten in lyriek, zijn woorden fascineren.’
Nieuwsbrief 10 / 5 maart
Poëzie op straat
Een lentedag brengt Jan Loogman in beweging. Een momentopname in de levendige stad Gouda, waar de straatpoëzie de boodschap lijkt te hebben ‘leef niet zomaar, sta stil en reflecteer’. Het lentegevoel maakt hem weerspannig en brengt hem naar de markt. ‘Markt is poetry in motion, lichtvoetig en niet van de ernstige soort. Wel is er soms veel zekerheid in de boodschappen.’
Monique Leferink op Reinink
Dichter Monique Leferink op Reinink schrijft die ene prachtige zin, ‘de stilte ligt als een naald in de helblauwe schort van de hemel.’ En naast die ene zin schrijft ze nog meer mooie regels, deze tekst lijkt verder te reiken dan de woorden zelf. En toch twijfelt ze zelf voortdurend, wikt en weegt, schrapt en voegt toe. Zelfs na vandaag.
Koen Stassijns - Het huis waar alles verdwijnt
Herbert Mouwen bespreekt ‘Het huis waar alles verdwijnt’ van Koen Stassijns: ‘Dichter Koen Stassijns weet voelbaar te maken wat het betekent om afscheid te nemen van het leven. De manier waarop hij dat als dichter doet, is indrukwekkend. De gedichten zijn boeiend om te lezen. Ze verdienen het ook om ze te onderzoeken op thematiek, motieven, vormaspecten en stijlfiguren. Er valt veel te ontdekken. Het is geen bundel om na één keer lezen weg te leggen.’
Dichter Rob Van de Zande: een romanticus pur sang
Kunstpoort is een veel gelezen en gedeeld blog over en voor liefhebbers van kunst. Graag ruilen wij een keer een interview van hen met een van ons. Kunstpoort reporter Kathleen Ramboer portretteerde dichter Rob Van de Zande in januari 2022 en sprak over zijn 'Minnebrieven', de liefde, het poëtisch brein, veranderd taalgebruik en tevredenheid. Een kennismaking.
Jo/hanna Pas - Was, of hoe ik mijn huid verloor
Een persoonlijke bundel over een universeel onderwerp is ‘Was, of hoe ik mijn huid verloor’ van Johanna Pas. Hoe ga je om met een slopende ziekte die je leven bedreigt? Pas schrijft zonder sentimenteel te worden en met gepaste afstand. Hier spreekt de poëzie, de onderwerpen en de taal zijn indringend. Een recensie van Janine Jongsma.
Hedendaagse epiek: de traditie als contrast
Maarten Buser schreef een column als reactie op een stuk van Pieter Sierdsma en een van Marc van Bruynseraede. Een uiteenzetting van een aantal gedachten over de rol van epiek en het epos in de Nederlandse poëzie van nu, met voorbeelden van een aantal dichters. Er is een basisvraag die nog best lastig te beantwoorden is: wat is epische poëzie?
Cees Nooteboom - Zo worden jaren tijd
In de verzamelbundel ‘Zo worden jaren tijd’ van Cees Nooteboom staat het complete overzicht van zijn poëzie. Johan Reijmerink aan het woord: ‘Nooteboom is bovenal een nauwkeurig waarnemer. Hij is zoals de fenomenoloog Merleau-Ponty dat beschrijft, in staat zijn vertrouwdheid met wat hij waarneemt, op te schorten en zich zeer bewust te worden van wat hij waarneemt en er ook een lichamelijke verhouding mee aan te gaan. Poëzie blijkt voor hem concreet geworden metafysica te zijn.’ Een longread.
Nieuwsbrief 9 / 26 februari
Wat het bloeivermogen van woord en syntaxis vermag
Hans Puper: ‘Toen ik nog redacteur van de recensierubriek was, kreeg ik eens een bundel met daarbij een uitgebreide toelichting van de dichter over zijn bedoelingen. Ik vroeg mij af of hij het niet beter bij dat stuk proza had kunnen laten, want dat had hem veel tijd en moeite bespaard. Kennelijk begreep hij niet dat het gedicht zelf de bedoeling is.’ Een column over de autonome werking van taal.
Enno de Witt
Dichter Enno de Witt volgt een rivier, ‘ze staat stil in kolken, hunkert naar een jeugd van beken, stromen en sloten, verloren in dode beddingen en ontspoorde zijtakken’, herinnert zich ‘het Evoluon, waar de toekomst werd opgevouwen en in een doos gestopt die we later zijn kwijtgeraakt’ en tuurt ‘langdurig naar het bekende onbekende gezicht’. Verre familie, zeker.
J.H. van Geemert - De teen van Akinfejev
In de nieuwste bundel van J.H van Geemert, ‘De teen van Akinfejev’, treft recensent Æde de Jong ‘een dichter die poëzie maakt van het alledaagse, en readymades vergaart uit onverwachte bronnen.’ De Jong typeert Van Geemert als een dichter die begrepen wil worden, getuige ook de uitleg van gedichten achterin de bundel: ‘Zijn poëzie is helder en toegankelijk, wat trouwens niets over de diepte zegt. Toch is de toelichting een welkom handvat bij de lectuur van de bundel. Gelukkig wil Van Geemert wel begrepen worden.’
Interview Odile Schmidt
Dichter Odile Schmidt schrijft meestal uit een noodzaak. Ze debuteert binnenkort met de gedichtenbundel 'Op falende furiën, mieren en ander leven.' Ze begon te schrijven met als idee geometrische vormen zoals de torus en de Necker kubus en raakte bij het schrijven voorbij aan de geometrie, belandde in een herinnering. Overkoepelend speelt de mythe van de furie een rol.
Sander Meij - De wolf is terug
Recensent Peter Vermaat bespreekt ‘De wolf is terug’ van Sander Meij en vindt soms teksten die het niveau van het dagboek niet ontstijgen, maar vaker ‘varieert de poëzie van Meij van zeer klankrijk tot enigszins filosofisch’, met de dichter als ‘een verrukkelijk roofdier van de woordenschat’. Vermaat: ‘Het sterkst vind ik Meij wanneer hij zich door de taal als aan een vlieger bij stormwind de lucht in laat sleuren.’
Alja Spaan
Een voorpublicatie uit de gedichtenbundel ‘zij draagt alvast het wit’, een van de bundels die al jaren bij de uitgevers ligt, en hopelijk dit jaar verschijnt. Schrijver Alja Spaan gebruikt al haar overige werkzaamheden als ‘dekmantel’ voor het èchte werk. Tussen haar proza en poëzie zit nauwelijks verschil. Ze schrijft al vanaf haar elfde elke dag.
Ludwien Veranneman - Ruimtes aan de rand
Het debuut van Ludwien Veranneman ‘Ruimtes aan de rand’, wordt besproken door Hettie Marzak: ‘Veranneman heeft een zorgvuldige, zeer verzorgde debuutbundel geschreven, waarbij ze lang heeft nagedacht over de taal waarin wordt weergegeven wat er gezien is. Ze heeft zichzelf een beetje op de achtergrond gehouden en de dingen voor haar laten spreken, zoals iemand die door een raam kijkt, tegelijk de reflectie van zichzelf op de ruit beziet.’
Nieuwsbrief 8 / 19 februari
Hooft en Vondel
Hans Franse over Hooft en Vondel, twee reuzen, en twee verschillende kathedralen, beide vervuld van de mooiste poëzie uit de zeventiende eeuw. Het werk van Vondel is vergelijkbaar met een overladen, sierlijke maar indrukwekkende barokkerk, dat van Hooft was van een onkreukbare, boven de partijen staande magistraat. Toch waren er momenten van innigheid tussen deze twee heel groten uit de Gouden eeuw.
Klassieker 268 : Jacqueline E. van der Waals – Annunciatie.
Hettie Marzak leest 'Annunciatie.', een van de laatste gedichten van Jacqueline E. van der Waals (1868 – 1921). Meestal wordt met 'annunciatie' de boodschap van de engel Gabriel bedoeld, die aan Maria verkondigde dat zij de moeder zou worden van Gods zoon. Maar in dit gedicht brengt een vreemde 'knaap' een bijzonder onaangename aankondiging aan de dichter: die van haar eigen, nakende dood.
Maurits Mok en de Oorlog
Het werk van de Joodse dichter en prozaïst Maurits Mok is sterk doordrongen van het besef van tijdelijkheid, van een algemene misschien naamloze Schepping maar geen gelatenheid of verbijstering tekent de epische poëzie van Maurits Mok, eerder een koppig verzet en strijdbaarheid. Zijn gedichten, schrijft Pieter Sierdsma, verbeelden ‘het gaan door de dag, geschouderd door de elementen van licht, wind en stilten.’
Jan Geerts - Hoe er dan iets helders ontstaat
Tom Veys is onder de indruk van ‘Hoe er dan iets helders ontstaat’, de nieuwste bundel van Jan Geerts. De dichter heeft veel zeggingskracht en excelleert in woord en gevoel. De bundel heeft een ruime thematische reikwijdte. Veys concludeert: ‘Deze bundel lijkt op een wandeling in de bergen waarbij je enorm kan genieten van verschillende lyrische topmomenten waarin de relatie tot de ander naar voren wordt geschoven.’