Archief
Foute Slauerhoff op Vlieland
Jos van Hest windt zich terecht op over de fouten, verkeerde leestekens en eigenzinnige veranderingen in de gedichten van J. J. Slauerhoff (1898 – 1936), afgedrukt op blauwe glasplaten die op diverse plekken op het eiland Vlieland als plassen in de grond liggen. En waar is de naam van de dichter gebleven?
Henry Sepers - Stofloze afdruk
Hettie Marzak verdiepte zich in ‘Stofloze afdruk’, de vierde bundel van Henry Sepers: ‘De dingen laten niet vanzelf een afdruk achter, maar pas wanneer ze beschouwd worden tegen de achtergrond van hun omgeving krijgen ze gestalte en vallen ze op. Dat geldt in zekere mate ook voor de mensen in de gedichten van deze bundel: pas in hun relatie tot hun omgeving en hun tijd krijgen zij betekenis en kunnen ze een afdruk achterlaten op plaatsen waar ze zijn geweest.’
Nieuwsbrief 21 / 23 mei
In memoriam Eric van Loo
Een persoonlijk afscheid van Hans Puper, Janine Jongsma en Alja Spaan van onze collega en vriend, dichter Eric van Loo.
Peter Doms
De gedichten van Peter Doms zijn origineel, ongemakkelijk, schurend en een beetje “bonkig” – daar houden we wel van. Dat je verschuift op je stoel en nog een keer gaat lezen en dan nog eens en uiteindelijk moet lachen of denkt verdorie en dan ook nog eens achter die man aan wilt die al die vragen over leven en dood ernstig neemt.
Frans Budé - De Tocht
Martijn Benders bepreekt ‘De Tocht’ van Frans Budé, waarin een standbeeld van Rodin op avontuur gaat: ‘Nee maar, denk je dan, wat een wonderlijk avontuur beleeft dit standbeeld in het hoofd van Frans. We hebben het allemaal al ooit gezien. We sommen de boel nog eens op. We zetten het in een boekje neer. Mijn hemel, waar is de echte Frans Budé gebleven, de man die nog wel eens iets lyrisch durfde zeggen, die niet alles voor de lezer uit hoefde spellen?’
"als dichter voel ik de drive om uit chaos/crisis orde te creëren"
Schrijven is voor eilanddichter Gerda Posthumus “een voorwaarde voor zingeving van leven hier”. In de natuur heerst een eigen orde. Binnen je eigen ordening de juiste woorden te vinden om onbehagen aan te kunnen gaan, houdt haar bezig. Dienstbaar zijn ook aan de gemeenschap en aan de toerist. Het gedicht zou de uiteindelijke toeschouwer kunnen zijn van wat de dichter heeft willen zeggen.
Jan Vanriet - Pizza en de Dood
Marc Bruynseraede bespreekt ‘Pizza en de Dood’ van Jan Vanriet: ‘Het lijkt wel proza in versregels neergeschreven, elementair in haar mededeelzaamheid. Wèl met verbeelding en melancholie neergezet. Scherpzinnig-plastische observatie. Je ziet dat hier een schilder aan het schrijven is. Hij observeert beschrijvend, gebruikt geen metaforen. Hij accentueert de alledaagse banaliteit van Leven en Dood met verhalen die de kleur van het exotische aannemen.’
F. A. Brocatus
Van “onherkenbare asgrijze vogels” en “in een veelvoud van ogenblikken” gaan we van het kind met het kroontje naar “een rood rendier” en dat alles met “reddende sterren” oftewel “een tedertraag gebaar”. We maken een collage van de beelden uit de gedichten van F. A. Brocatus en voelen ons lichter met ook op onze “schouder een vrucht van louter lippen”.
F. Harmsen van Beek - In goed en kwaad
Johan Reijmerink bespreekt in deze longread het verzamelde werk ‘In goed en kwaad’ van F. Harmsen van Beek: ‘Uit haar teksten komt een eigenzinnige vrouw naar voren die afkerig was van wat men in haar dagen voor gewoon en wenselijk hield. Hoop, vertwijfeling en wanhopig ronddolen in dit leven is het beeld dat opdoemt als ik deze twee bundels en de omringende poëtische prozastukken lees. Eerlijk gezegd doet haar poëzie me zo nu en dan met verrassende woordvondsten en beelden verbaasd staan, maar de versregels grijpen me niet echt aan.’
Nieuwsbrief 20 / 16 mei
Iris Origo
Hans Franse herdenkt Iris Origo en met haar zoveel anderen. In Italië heeft ieder zijn eigen herdenking aan de Tweede Wereldoorlog. Terwijl hij met zijn vrouw drie strofen van ‘De achttien doden’ van Campert opzegt en ‘De trein’ van Bert Voeten, denkt hij aan de tocht die een moeder met haar kinderen maakte in de schietpauzes van twee vechtende legers.
Klassieker 251: Ed Hoornik – Op school stonden ze…
Herbert Mouwen bespreekt ‘Op school stonden ze…’, een van de bekendste gedichten van Ed. Hoornik. Het is een van de dertien sonnetten uit de bundel 'Het menselijk bestaan' (1952). Het gedicht gaat echter niet over een taalles of over onderwijzen, maar via de woorden hebben en zijn geeft Ed. Hoornik een specifieke betekenis aan de woorden lichaam en ziel.
Joost Zwagerman - Verzamelde Gedichten
‘Verzamelde Gedichten’ van Joost Zwagerman wordt besproken door Peter Vermaat in een longread: ‘’Aan de allesuitscheider Zwagerman gaat de omnifaag vooraf, de alles-wat-werkelijkheid-is-schrokkende, bijna manische persoon die al wat is, wat was en wat zijn kan wil omvormen tot taal, voortdurend bang voor ‘alles wat aan taal ontsnapt’. Zijn laatste bundel toont mijns inziens de dichter Zwagerman in zijn gerijpte poëtische kwaliteiten.’’
"De mooiste kunst wordt immers gemaakt in tijden van schaarste, wanhoop en chaos."
Stadsdichter Joris Brussel is verwend in de mooie, nuchtere, cultuurminnende, historische stad Alkmaar. “Het is een beetje alsof je de sleutel van de stad krijgt en alle deuren mag opendoen om er vervolgens over te mogen schrijven wat je hebt gezien en meegemaakt.” Hij schrijft zijn gedichten veelal met het doel om gehoord en in de tweede plaats gelezen te worden.
Wietse Hummel - Morgen kan het allemaal anders zijn
‘Morgen kan het allemaal anders zijn’ is de tweede bundel van Wietse Hummel. Na een eerste bundel in eigen beheer uitgebracht te hebben, lijkt Hummel nu het officiële podium te betreden en daar hoort hij volgens recensent Maurice Broere ook thuis. ‘Hij vertoont gerijpt dichterschap, al moet hij misschien nog de neiging bedwingen ‘echt’ te dichten.’
Adrie Oudejans
We trakteren u vandaag op een sonnettenkrans van dichter Adrie Oudejans. Nauwgezet maar speels, vol lichte humor maar tegelijk serieus, geeft hij zijn originele kijk op mode en maakbaarheid. ‘De hang naar lege dromen / ontkenning van acne en vet, / verhaalt het halve internet. /Je kunt er haast niet aan ontkomen. Aan deze prachtige reeks gedichten gelukkig ook niet.
Remco Ekkers – Hop over de sofa
Herbert Mouwen bespreekt de bundel ‘Hop over de sofa’ van Remco Ekkers: ‘Kenmerkend voor de poëzie van Ekkers is zijn verwondering over de meest uiteenlopende alledaagse zaken, die hij meestal vanuit een origineel standpunt benadert. De basis van de verwondering is een nauwkeurige persoonlijke waarneming van de werkelijkheid. Het merendeel van deze gedichten heeft één eigenschap gemeen: ze dragen allemaal een klein geheim in zich mee.’
Nieuwsbrief 19 / 9 mei
Open podium
Karel Wasch deelt een ervaring met het open podium en vraagt zich af of niet-genode poëten wel een kans moeten krijgen op het podium. De springplank voor onbekend talent bevindt zich misschien wel op straat. Ook als redactie- of jurylid, tijdens het beoordelen van kopij, dacht hij vaak “waarom moet alles worden afgedrukt en opgezonden? Is er geen zelfkritiek in deze moerasdelta?”.
Monica Boschman
Het “’s Ochtends aanspoelen” van dichter, schrijver Monica Boschman, “de ideale plaats vinden voor diepzeeduiken, sprookjes voor dwaalgasten maken” zijn prachtige beelden van wat poëzie vermag of ook een “verstilde stand van vreugde /rust en rouw”. Haar werk is teder, raadselachtig, licht en zwaar tegelijkertijd. Een zoeken en aankomen. “Het geeft mijn heden een vers.” Ons ook.
Tseard Veenstra - Zinspelen
Er is veel liefde, veel bezinning, een milde levensfilosofie in de bundel ‘Zinspelen’ van Tseard Veenstra, die in een ritmisch parlando is geschreven, volgens Hans Franse. ‘De kracht van de woorden, de schepping in taal van omgeving en relaties is een voortdurend thema in deze gedichten. Wat ik mis is af en toe een metafoor die even een extra aandacht legt op bepaalde woorden. Het is een van die bundels met fraaie, bezonnen poëzie.’
Koos Dijksterhuis: natuurschrijver en plezierdichter
Liefde voor de natuur is bij columnist, dichter Koos Dijksterhuis vroeg ontstaan. Als kind hield hij al van lange wandelingen in bossen. Op zijn zeventiende ging hij biologie studeren. Door lezen van light verse en luisteren naar Drs. P ontwikkelde hij zich tot plezierdichter. Inge Boulonois sprak met hem.
W.A. Jonker - de pose en het model
Het cynisme in de bundel ‘de pose en het model’ van W.A. Jonkers slaat niet aan bij Wim Platvoet: ‘De andere mens wordt in de gedichten van Jonker gereduceerd tot een object, waarbij Jonker het doet voorkomen alsof dit een activiteit van die ander is, die ander zichzelf tot object maakt. Het zijn slechts banale gebeurtenissen die door zijn beschrijving nog veel banaler worden.’