Archief
Nieuwsbrief 42 / 13 november
Wiens brood men eet
Rogier de Jong over De Kwestie in Antwerpen, de rel die de stad stadsdichter-loos maakte. Hoe autonoom moet een (stads)dichter zijn? Honderd procent. En welke criteria mag een gemeente aanleggen bij het beoordelen van stadspoëzie? Alleen literaire. De autonomie van de dichter houdt namelijk in dat zijn enige schuldeiser de poëzie zelf is.
Rinske Kegel
Niet eerder publiceerde Rinske Kegel in Meander terwijl haar gedichten zo leuk zijn, zo humoristisch en spitsvondig. Kleine observaties zijn het: van onszelf, geliefden, toevallige passanten, situaties en gebeurtenissen. Een magisch vierluik, noemt ze deze zelf. En gelijk heeft ze. En dan weer verliefd worden op ‘alles dat nog had moeten komen’.
Pieter Boskma - Het gelijk van honderd tegelijk zingende bossen
Peter Vermaat over ‘Het gelijk van honderd tegelijk zingende bossen’, de nieuwste bundel van Pieter Boskma: ‘Duik er in onder en ervaar de taal, dat is wat ik iedere lezer van deze bundel voorhoud en aanbeveel. Zowel bij de eerste als de herhaalde kennismaking met dit type poëzie zijn het klank en ritme die je een landschap binnenvoeren en je daarin geboeid, verliefd, verbijsterd houden en niet een – naar mijn stelligste overtuiging – vergeefse speurtocht naar onderliggende orde.’
Interview Geert Viaene
Van Geert Viaene verscheen onlangs zijn derde bundel WAAGZIN. Hij geeft daarin in zekere zin een stem aan mensen en (bijvoorbeeld natuur-) belangen die in onze maatschappij minder aan bod komen. Voor zichzelf probeert hij de lat telkens hoger te leggen. Hoe kun je bijblijven, jezelf voortdurend aanscherpen? Belangrijk is dat er altijd een leeshonger is.
Miriam Van hee - voor wie de tijd verstrijkt
Johan Reijmerink bespreekt ‘voor wie de tijd verstrijkt’ van Miriam Van hee, alweer haar negende bundel: ‘Van hee confronteert ons met een intieme binnenwereld die we aan een buitenwereld kunnen aflezen. Het reizen, de natuur, de vogels, de eenzaamheid, het staren, het afscheid nemen en de vergankelijkheid spannen samen. Er zijn veel plaatsen in deze bundel aan te wijzen waarop haar dichterlijk ik graag in de gelukzaligheid van het moment zou willen achterblijven.’
Wat Maakt Een Gedicht Goed? (66)
Een serie die wekelijks een antwoord probeert te geven op de vraag Wat Maakt Een Gedicht Goed? Kun je zo’n vraag wel beantwoorden? De medewerkers van Meander zijn achtereenvolgens serieus, speels, poëtisch, humoristisch, streng, onderhoudend, kort, (iets) te lang, verlegen, duidelijk, zeker, geërgerd, motiverend, vluchtig of vragend. Het zesenzestigste antwoord komt van Cora de Vos.
Co Woudsma - Zolang de stad maar vrolijk is
Æde de Jong bespreekt de nieuwste bundel van Co Woudsma: ‘’De poëzie van Co Woudsma is eenvoudig, maar niet simpel. In ‘Zolang de stad maar vrolijk is’ komt een wat duffe, saaie werkelijkheid tot leven door scherp verwoorde, nauwkeurige observaties, waar nodig aangevuld met fantasie. Net als bij hermetische poëzie verdient toegankelijke poëzie meerdere lezingen, omdat ook de minder gesloten gedichten pas na meerdere lezingen hun schatten openbaren.’’
Nieuwsbrief 41 / 6 november
Deze seconde en de volgende
Geluk vraagt niet om zware beschouwingen en evenmin past het in een vitrine, schrijft Jan Loogman. ‘Ik hoor het licht het zonlicht pizzicato / de warmte spreekt weer tegen mijn gezicht’ zijn regels van Hans Andreus, die dichter bij de ervaring van geluk komen dan die van Kopland of Boog. Geluk is licht zoals in het gelijknamig gedicht van Bart Moeyaert.
Erna Schelstraete
Schrijven is voor Erna Schelstraete de persoonlijke ervaringen en gevoelens (pijn, verrukking, verwondering) zodanig objectiveren dat ze op een universeler niveau getild worden en herkenbaarheid genereren. Ze wil toegankelijk schrijven maar ook beeldend en precies en deelt haar manier van kijken. De particuliere gedichten zijn een voorbeeld hoe helend poëzie kan werken.
Pim Lammers - Ik denk dat ik ontvoerd ben
De gedichten in ‘Ik denk dat ik ontvoerd ben’ van Pim Lammers zijn bedoeld voor kinderen van alle leeftijden. Herbert Mouwen draagt deze kinderpoëzie een warm hart toe: ‘Personen met de meest uiteenlopende namen en van verschillende geaardheid komen in deze bundel voor. Toch hebben de gedichten van Pim Lammers iets familiairs. Het lijkt alsof ze zich in een voor jou vertrouwde omgeving afspelen. Dichtbij-gedichten zou een aardige karakterisering zijn van deze poëzie, terwijl tegelijkertijd in de gedichten allerlei onbekende opvattingen en gedragingen aan de lezer gepresenteerd worden.’
Interview Rikkert Zuiderveld
Rikkert Zuiderveld: 50 jaar in het vak! Lang heeft Rikkert, vaak samen met zijn vrouw Elly, in de showbusiness gezeten. Na een halve eeuw heeft hij afscheid genomen van het vak. Gelukkig blijft hij plezierdichten, liedjes en cabaretteksten schrijven. Inge Boulonois sprak met hem.
Rob van Essen - Alleen de warme dagen waren echt
Douwe Wilts recenseert de debuutbundel van Rob van Essen, 'Alleen de warme dagen waren echt' en hoort zijn innerlijke kind van vreugde zingen. ‘Het absurde en het alledaagse, de melancholie en de rouw, het verlies van een geliefde en het verlies van het innerlijke kind: deze bundel weet het allemaal met elkaar te verbinden.’ Wilts: ‘Met deze bundel heeft Van Essen zijn eigen stijl, die hij al in zijn proza bezigde, haast tot in de perfectie doorontwikkeld en dat levert een schitterend debuut op.’
Wat Maakt Een Gedicht Goed? (65)
Een serie die wekelijks een antwoord probeert te geven op de vraag Wat Maakt Een Gedicht Goed? Kun je zo’n vraag wel beantwoorden? En toch gaan we het iedereen vragen. Het vijfenzestigste antwoord komt van Frans Terken.
Jane Leusink - Kraanvogels
Ivan Sacharov vindt ‘Kraanvogels’ van Jane Leusink interessant. Hoewel ze haar poëtische taal soms onderbreekt voor beschrijvingen en wetenswaardigheden waarvan hij zich afvraagt of die wel in poëzie thuishoren. Het onderwerp van de bundel is de te jong overleden dochter van de dichter. Sacharov: ‘Eerst taal om in te vluchten; en daarna taal om te kunnen verwerken. Leusink lijkt al schrijvend (denkend?) haar stof te kauwen om tot haar bevindingen en soms fraaie woordcombinaties te komen.’
Nieuwsbrief 40 / 30 oktober
Alles van waarde
Nu het licht achter de regel ‘Van teveel spektakel wankel je allicht’ kapot is, gaat de gemeenteraad van Alkmaar in beraad of deze versregel van Lucebert nog wel moet blijven staan, hoog boven de stad prijkend op het Stadskantoor. Jan van der Vegt over de maker ervan: Lucebert, een kunstenaar en dichter van waarde. En dus weerloos. Tenzij je hem leest, naar zijn werk kijkt.
Ludo Bleys
Gewoon mooi werk. Zinnen als ‘in deze wijkplaats laat je de vogels betijen’ doen vermoeden dat iedereen in deze poëzie tot rust komt. ‘Wij een nodeloze voetnoot’ maar het tegenovergestelde is waar. Met rozen in onze schoot of met fluwelen pas, wij volgen deze dichter zelfs tot in het lege landschap en het grauwe gras van het speelveld.
Inge Braeckman - Terra Toscana
De vijfde bundel van Inge Braeckman, ‘Terra Toscana’, is te lezen als één lang gedicht, volgens Hettie Marzak, geschreven rondom het sterven van de vader van de dichter. ‘’Inge Braeckman is een dichter van de details. In ‘Terra Toscana’ komt het zorgvuldig benoemen van vooral de handelingen en in mindere mate de waarneming voor als een manier om zich te beheersen, maar ook om niet te vergeten.’’
Interview Romain John van de Maele
Naast dichter en recensent is Romain John van de Maele literair vertaler. Hij probeert zo dicht mogelijk bij het taalgebruik te blijven van de dichter. Als lezer/dichter word je onvermijdelijk een medespeler in de wisselende ploegopstellingen van de West-Europese literatuur en cultuur, meent hij. ‘Je beseft steeds meer dat je voorzichtig moet zijn met het gebruiken van waardeoordelen als uniek.’
Margriet van Bebber - het blauwe uur
Wim Platvoet vindt in de bundel ‘het blauwe uur’ van Margriet van Bebber gedichten met een persoonsgebonden karakter en een mededelingskarakter over triviale gebeurtenissen die dit gegeven meestal niet weten te overstijgen. Platvoet: ‘Misschien is dit de fascinatie van Margriet Bebber: dat wat zich onbewust in haar achterhoofd bevindt (…) bewust maken door middel van schijnbaar tamelijk gewone, alledaagse dichtregels.’ ‘Toch zijn observaties soms scherp verwoord en wie daarvan houdt kan aan deze bundel veel plezier beleven.’
Wat Maakt Een Gedicht Goed? (64)
Een serie die wekelijks een antwoord probeert te geven op de vraag Wat Maakt Een Gedicht Goed? Kun je zo’n vraag wel beantwoorden? En toch gaan we het iedereen vragen. Het vierenzestigste antwoord komt van Anneruth Wibaut.
Koleka Putuma - Hullo Bu-Bye Koko Come In
‘Hullo Bu-Bye Koko Come in’ is de tweede bundel van de Zuid-Afrikaanse Koleka Putuma. Een fascinerende bundel noemt Kamiel Choi dit werk, het dwingt je om te luisteren: ‘’Ik zou deze dichteres graag een keer horen optreden om haar poëzie ‘in het echt’ te beleven, omdat ik op papier te veel moeite moet doen voor deze felle poëtica die ver van het bed van een persoon met ‘zeven vinkjes’ staat.’’
