Archief
Ellen Deckwitz - Dit gaat niet over grasmaaien
Marc Bruynseraede over ’Dit gaat niet over grasmaaien’: ‘Ellen Deckwitz poogt met haar vlot leesbare stukjes de indruk te wekken dat poëzie zo klaar is als pompwater en dat je er je weg in kan vinden, als je maar lang genoeg zoekt. Zelfs als het pompwater troebel blijkt te zijn, stelt zij (vrolijk huppelend?) zou dat niet onoverkomelijk moeten zijn. Poëzie legt niet zelden de vinger op de wonde van pijn, gemis, verlangen. Het is één wenen en tandengeknars. Maar kan ook een lichtpunt zijn in existentiële kwesties.’
Richard Folkeringa
Exotische, kleurrijke taal van Richard Folkeringa brengt ons in andere sferen en tijden. Raadselachtige, originele en warme beelden, ‘liefde bezig vinden in de gang der dingen’. Een pracht strofe als ‘je binnenste is in zoveel handen / buiten gekeerd / dat ik een wijl mijn ogen sluit’ maar ook humoristische taalfratsen binnen het ‘slommerig leven’.
Bart Janssen - Bewolkingen en andere gedichten
Poëzie vereist altijd aandachtig lezen, volgens Hettie Marzak, maar eens te meer bij de achtste bundel van Bart Janssen: ‘Bewolkingen en andere gedichten' : ‘Het is moeilijke poëzie, die op het eerste gezicht niet erg toegankelijk is. De gedichten in deze bundel zijn over het algemeen kort en daardoor erg compact van inhoud.’
Nieuwsbrief 6 / 7 februari
Altijd weer sneeuw
Jan Loogman over de eerste sneeuw, kinderen en sneeuwpoppen, zijn broertje, de wijde witte wereld, dierbare en ontroerende herinneringen, maar ook over de sneeuw in poëzie: als ‘witte bruid’, als teken van hoop, als lichtgevende stilte, als bewijs dat niets verloren gaat. Bijvoorbeeld in de dichtregels van Jan Eijkelboom, “Want sneeuw is altijd weer van vroeger / en ligt er altijd voor het eerst. / Het blijft omdat het overgaat.”
Michel van Dijk
Dichten hoeft niet moeilijk te zijn. Michel van Dijk kleurt in alle eenvoud de wereld om ons heen alsof alle dingen souvenirs zijn die we voor niets krijgen, zullen bewaren en gaan koesteren. Opeens ook zien we paddenstoelen die op iemand lijken en dromen we beesten die doen denken aan onszelf. Gedichten als “koopwaar voor de koopjesjagers”.
Hedwig Du Jardin - Licht & traag & diep
Maurice Broere dook in de debuutbundel ‘Licht & traag & diep’ van Hedwig Du Jardin: ‘Ik ben zeer onder indruk van deze bundel niet alleen, omdat hij veel vakmanschap laat zien in alle facetten van de poëzie in klank, ritme en rijm, die nergens dwingend of gezocht zijn, maar ook in de gelaagdheid die zich niet al te gemakkelijk blootgeeft en daarom de lezer uitdaagt. De verzen staan alle als een huis en lijken het resultaat van een gerijpt dichterschap.’
"Het schrijven gebeurt binnen mezelf"
Dichter Daphne Schrijvers maakte vorig jaar het winnende gedicht in de Rob de Vos-wedstrijd. De titel daarvan, Je kunt positie kiezen, is veelzeggend. “Is er überhaupt iets te kiezen in het leven, kán je het sturen?” Door te schrijven onderzocht deze dichter de dingen die haar bezighouden. Alles draait om zo zuiver mogelijk waar te nemen.
Tania Verhelst - Twee Helften
Volgens Wim Platvoet staat de debuutbundel ‘Twee Helften’ van Tania Verhelst bol van de weemoed: ‘Er is weinig hoop, weinig tevredenheid ook met de situatie zoals die is. Tegelijkertijd wordt dit uitgedrukt in zinnen die nogal realistisch zijn, suggereren een reële situatie uit te drukken, geen ruimte laten voor ambivalentie, of de mogelijkheid bieden de gegeven situatie vanaf een zekere (relativerende?) afstand te beschouwen.
Samen (2)
Vanwege het ‘Samen’ dat als thema de Poëzieweek siert, kozen wij een vijftal gedichten waar het woord in voorkomt. Samen in allerlei betekenissen. Gedichten van Huub Oosterhuis, Mischa Andriessen, Remco Campert, Wim Gijsen en Herman de Coninck.
Bloemlezingen - Een tweeluik
Het ene bloemleest bekend, het andere jong. Martijn Benders neemt twee bloemlezingen onder de loep en richt zich op de samenstellers ervan. Hoe selecteren zij gedichten? Of selecteren zij dichters? Zijn die keuzes wel zo logisch? Een tweeluik vandaag over: ‘Domweg gelukkig, in de Dapperstraat’ en ‘Lockdown – gedichten voor een ongewone tijd’.
Nieuwsbrief 5 / 31 januari
Samen!
Het thema van de Poëzieweek is ‘Samen’. ‘Poëzie verbindt en voedt ons, inspireert en brengt ons samen’, aldus de tekst op de site van de Poëzieweek. Een bezorgde oproep, een herderlijk imperatief? “Wat moet de dichter hiermee?”, vraagt Rogier de Jong in deze column zich af. De dichter als bruggenbouwer in een ongemakkelijke spagaat? “Hij staat daar in dienst van de dichtkunst!”
Samen (1)
Vanwege het ‘samen’ dat als thema de Poëzieweek siert, kozen wij een vijftal gedichten waar het woord in voorkomt. Samen in allerlei betekenissen. Gedichten van Paul Eluard, Ted van Lieshout, Adriaan Roland Holst, Judith Herzberg en Roel Richelieu Van Londersele.
Michiel van Kempen - Het eiland en andere gedichten
Herbert Mouwen aan het woord over ‘Het eiland en andere gedichten’ van Michiel van Kempen: ‘Deze bundel geeft de lezer op een andere wijze toegang tot de veelkleurige literatuur, cultuur en samenleving van het Caraïbisch gebied dan we in het algemeen via de nieuwsmedia gewend zijn. Er valt veel te genieten bij het lezen van deze schilderachtige bundel, die soms rumoerig en opwindend, dan weer rustig en verstild is.’
Tussen bestaan en niet-bestaan
‘Een verpletterend verslag van het onvermogen om werkelijk aanwezig te zijn in de wereld,’ schrijft uitgeverij Atlas Contact in de aankondiging van de debuutbundel van J.V. Neylen, ‘En niet bij machte’. Zelf ziet de dichter in haar bundel de strijd verbeeld ‘tussen het avontuurlijke en het teruggetrokken leven, tussen bestaan en niet-bestaan. Er is geen brug tussen deze werelden,’ meent zij.
Bernke Klein Zandvoort - Veldwerk
Paul Roelofsen is erg te spreken over ‘Veldwerk’ van Bernke Klein Zandvoort: ‘De bundel schudt je van kosmisch naar korrel, van chaos naar stilte, van gedicht naar gedachte en meerdere verzen bestaan ook nog eens uit passages die ogenschijnlijk geen enkel verband met elkaar hebben. Alles zweeft, net als bij de inhoudsopgave. Wat opvalt is de open blik en het originele taalgebruik van Bernke, beide hebben de scherpte en de onbevangenheid van een kind dat probeert de wereld in woorden uit te drukken.’
Astrid en Jana Arns
Niets bindt zo sterk als een gemeenschappelijke herinnering. Astrid en Jana Arns schreven over de dood van een vader, het gemis, het moederschap, het kind-zijn. Ontroerende en sterke beelden, met zinnen als “Taal is het speelgoed dat we kennen, maar hij zwijgt” (Astrid) en “Wij erfden witregels” (Jana). Astrid dicht “hier legt weemoed een korst om me heen, belemmert elke beweging” maar het stolsel beschermt.
Klaas Jager - Dichtbrieven van een overzeese vriend
De bundel ‘Dichtbrieven van een overzeese vriend’ van Klaas Jager gaat in feite over gemis. Recensent Peter Vermaat: ‘’Wat voor mij als lezer in deze bundel vooral een gemis is, is zeggingskracht in de taal. De passages die mij uitnodigen tot herlezen zijn zeldzaam, de ‘krachtige plaatsen van taal’ zijn schaars. Wanneer de bundel was teruggesnoeid tot een derde van zijn huidige omvang, had hij daar zeer waarschijnlijk flink bij gewonnen.’’
Nieuwsbrief 4 / 24 januari
Het begon met de stier van Paulus Potter
‘Het begon met de stier van Paulus Potter’. Een interview van Hans Puper met de recensent die zijn naam niet nogmaals vermeld wil zien.
Gaël van Heijst
Dichter Gaël van Heijst toont zijn taalvaardigheid voortdurend. Was er een wedstrijd voor de mooiste zin uit alle inzendingen van 2020 dan won zijn “achter een voordeur valt iemand in het slot” met glans. Zijn buitelende teksten schreeuwen om voorgedragen te worden, misschien staat u wel naast uw stoel en roept “we begrijpen wat u beweegt”.
Jolanda Kooijmans - Twee Ton
Martijn Benders is niet te spreken over de debuutbundel ‘Twee Ton’ van Jolanda Kooijmans: ‘De dichter meent dat haar herinneringen kunst zijn omdat het haar herinneringen zijn. Een literair frame ontbreekt. Een beetje vormgegeven naar Maria Barnas, een universum in het rolletje plakband, de big bang met kurk nabouwen, dat soort werk. Het moet vooral leuk en creatief en luchtig zijn, je moet vooral van je af dichten, en het moet Arjen Duinker aan het vloeken maken als je het met hem bespreekt.’
"Eigenlijk loopt het fysieke, het lichamelijke door alles wat ik doe."
Mandy Eggerding heeft een grote fascinatie voor de taal van het lichaam. Dat uit zich in haar werk als theatermaker en trainer lichaamstaal/non verbale communicatie maar ook in haar poëzie. Het schrijven zit door de hele dag. Ze vertrouwt grotendeels op een intuïtief bewustzijn daarbij en hoopt dat het gedicht herkend wordt door een ander. Van de noodzaak van kunst is ze overtuigd, zonder verhongeren we.